HA - week 38 - les 1 - Grammatica zinsdelen

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Diapositive

- Stillezen
- Start nieuwe onderwerp
- Samen oefenen
- Zelf aan de slag
Planning deze les:

Slide 2 - Diapositive

- Je kent de woorden uit de woordenlijst.
- Je ziet hoe een zin is opgebouwd
- Je geeft aan welk woord laat zien wie iets doet en wanneer het gedaan wordt.

Doel van de les

Slide 3 - Diapositive

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Grammatica

Slide 5 - Carte mentale

Tekst
Tekst

Slide 6 - Diapositive

Dit werkwoord geeft aan in welke tijd de zin staat en om hoeveel personen de zin draait. 

3 manieren om de PV te vinden. 
Persoonsvorm

Slide 7 - Diapositive

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 8 - Diapositive

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 9 - Diapositive

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 10 - Diapositive

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 11 - Diapositive

Wat is de pv?
Dit jaar zal niemand in B1C blijven zitten
A
Dit jaar
B
zal
C
Niemand in HA1F
D
zitten

Slide 12 - Quiz

Stukjes van de zin die altijd bij elkaar horen
- ze hebben samen één functie in de zin:

- Wie (doet iets)
- Wat (doet iets)
- Waarmee ( doet iemand iets)
- Voor wie (doet iemand iets)
- Waar, Wanneer, Hoe, Waarom (doet iemand iets)

Zinsdelen

Slide 13 - Diapositive

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 14 - Diapositive

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 15 - Diapositive

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 16 - Diapositive

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 17 - Diapositive

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 18 - Diapositive

  1. De jongens lopen naast elkaar naar school
  2. Ik geef  mijn eten aan Marlene
  3. De muis van Bas is weer ontsnapt.

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv)
  2. Zet een streep voor én achter de pv
  3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

Slide 19 - Diapositive

  1. De jongens /lopen/ naast elkaar /naar school
  2. Ik /geef/ mijn eten/ aan Marlene
  3. De muis van Bas /is/ weer /ontsnapt.

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv)
  2. Zet een streep voor én achter de pv
  3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

Slide 20 - Diapositive

Maak de startopdracht
Je mag overleggen
Startopdracht H1 - grammatica zinsdelen
timer
2:00

Slide 21 - Diapositive

Wat:
- Maak je leerlijn van Grammatica: persoonsvorm en zinsdelen H1 
(let op, er zijn twee onderdelen grammatica, dit is de bovenste)
- Leer de woorden van woordenschat H1 (zie planner voor woordenlijst)
 

Wanneer:
Deze week - woensdag/Donderdag SO



Aan de slag:

Slide 22 - Diapositive

- Leesboek mee
- Verder oefenen grammatica zinsdelen

Volgende les

Slide 23 - Diapositive