STR H.10-Z Maten en hoeveelheden; Zelftest

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

p.35 Zelftest, opdracht Z1

maten omrekenen

Bij de volgende drie schermen moet je telkens een volgorde van groot naar klein, of van klein naar groot kiezen die klopt.

maten omrekenen
Kies de goede volgorde van de eenheden van gewicht.

1. g - kg - mg - t
2. mg - g - kg - t
3. kg - t - mg - g
4. t - kg - mg - g

maten omrekenen
Kies de goede volgorde van de eenheden van inhoud.

1. l - cl - dl - ml
2. cl - ml - dl - l
3. l - ml - dl - cl
4. l - dl - cl -ml

maten omrekenen
Kies de goede volgorde van de eenheden van lengte.

1. mm - cm - dm - m - km
2. km - cm - m - mm - dm
3. mm - m - dm - cm - km
4. cm - dm - km - m - mm

p.35, opdracht Z2 Kijk naar het meetlint.
Er worden twee verschillende maten gebruikt: inches en centimeters. Waar staan de centimeters bij dit meetlint?

1. onder
2. boven

p.36-37 Zelftest

drie vragen achter elkaar

daarna de opdrachten in het boek maken (huiswerk)

p.36, opdracht Z3
Hoeveel kilogram weegt 1 ton?

1. 1 kg
2. 10 kg
3. 100 kg
4. 1000 kg

p.36, opdracht Z4

100 g = .... kg

1. 1 kg
2. 10 kg
3. 0,1 kg
4. 0,01 kg

vooraf aan p. 37, opdracht Z5

Als je 30 appels verdeelt in porties van 2, welke berekening pas je dan toe?

1. 30 x 2 = ... porties
2. 2 x 30 = ... porties
3. 2 : 30 = ... porties
4. 30 : 2 = ... porties

p. 37, opdracht Z5

Als je 1,8 liter koffie verdeelt in porties van 150 ml, welke berekening pas je dan toe?

zelftest Z3 - Z5

Maak nu de opdrachten in de les en/of thuis.