1mh H7: herh bijvnw, kloktijden +samentrekking

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welkom

• Vragen huiswerk
• Bijvoeglijknaam woord herh
• kloktijden herh
• samentrekking voorzetsel + bepaald lidwoord
• Vragen?

Vragen huiswerk?

Het bijvoeglijk naamwoord

Welke bijvoeglijke nw
komen voor het ZNW

Stappenplan bijvoeglijk naamwoord

Plaats:
Standaard na het ZNW

Rij van 12? 

•  ja : VOOR het ZNW
• nee: ACHTER het ZNW

Vorm: 

1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord
2. Waar zegt het wat van?
3. Schema: 

Rij van 12:  De bijzondere vormen staan voor het ZNW

joli

1. Voor
2. Achter

jaunes

1. Voor
2. Achter

préférées

1. Voor
2. Achter

jeunes

1. Voor
2. Achter

vieilles

1. Voor
2. Achter

Kloktijden

herhaling: kloktijden

• Kloktijd begin met : Il est...
• Hele uren: Il est ... heure(s)
• Kwart over: uur wat is geweest + et quart
• half: uur wat is geweest + et demie
• kwart voor: uur wat komt - moins le quart

12 uur 's middags

Il est midi.

Il est midi et quart.

Il est midi et demi.

Il est midi moins le quart.

12 uur 's nachts

Vorm:

Il est minuit.

Il est minuit et quart.

Il est minuit et demi.

Il est minuit moins le quart

Minuten over... 

uur wat is geweest +

• cinq
• six
• vingt-quatre

• 4.16 uur
• = Il est quatre heures seize.

Minuten voor... 

uur wat komt +

• moins cinq
  
• moins six
  
• moins vingt-quatre

• 8.51 uur
• = Il est neuf heures moins neuf.

Il est.... 

Het is kwart over 7.

1. Il est sept heures et quart.
2. Il est sept heure et quart.
3. Il est sept heures moins le quart.
4. Il est sept heures et demie.

Het is kwart voor 12.

1. Il est midi moins le quart.
2. Il est midi et quart.
3. Il est midi heures moins le quart.
4. Il est midiheures et demie.

Het is 10 voor 10.

1. Il est dix heures dix.
2. Il est dix moins dix.
3. Il est dix heures moins dix.
4. Il est onze heures dix.

Samentrekking:

voorzetsel + lidwoord

Voorzetsel

à = in, aan, naar, op

de = van

Bepaald lidwoord

de/ het = le, la, l' (enkelvoud)

de = les (meervoud)

samentrekking: 

Stappenplan

1. Vertalen: welk voorzetsel hoor: in, aan, naar, op = à,  van = de

2. Wat is het lidwoord: le, la, l'of  les

3. Samentrekken volgens schema: 

voorbeeld

Je cherche le cahier ... frère de Marie.

• Vertalen: Ik zoek het schrift VAN de broer van Marie. 
• Lidwoord bij frère: LE
• Schema: de + le = DU
• Dus: Je cherche le cahier DU frère de Marie. 

Je vais ..... école.
Denk in twee stapjes:
Welk voorzetsel past: (à = in, aan, naar, op/ de= van)
Wat is het lidwoord: le, la, l' of les

1. à l'
2. de l'

Je vais ..... collège.
Denk in twee stapjes:
Welk voorzetsel past: (à = in, aan, naar, op/ de= van)
Wat is het lidwoord: le, la, l' of les

1. du
2. au

Je donne un cadeau ... enfants.
Denk in twee stapjes:
Welk voorzetsel past: (à = in, aan, naar, op/ de= van)
Wat is het lidwoord: le, la, l' of les

1. des
2. au x

Le prof a des notes ... élèves.
Denk in twee stapjes:
Welk voorzetsel past: (à = in, aan, naar, op/ de= van)
Wat is het lidwoord: le, la, l' of les

1. des
2. aux
3. du
4. de les

Je cherche la maison ... fille
Denk in twee stapjes:
Welk voorzetsel past: (à = in, aan, naar, op/ de= van)
Wat is het lidwoord: le, la, l' of les

1. de l'
2. du
3. à la
4. de la

Nous donnons un cadeau ... père de mon amie.
Denk in twee stapjes:
Welk voorzetsel past: (à = in, aan, naar, op/ de= van)
Wat is het lidwoord: le, la, l' of les

1. au
2. du
3. à la
4. de la

Afronding

• Vragen?
• Leerwerk: Stel niet uit... Niet verder werken... Leer eerst 
  
• Maakwerk