Woordenschat synoniemen

Woordenschat hoofdstuk 1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat hoofdstuk 1

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?

  • Opdracht woordenschat
  • Theorie
  • Opdracht 1 klassikaal
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Startopdracht
Wie zijn je vrienden?
Wanneer is iemand een goede vriend?
Wat doe je met je vrienden?
Praat twee minuten in je groepje over vriendschap zonder de woorden ‘vriend’, ‘vriendin’ of ‘vrienden’ te gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 5 - Diapositive

woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem in een tekst als je een woord niet kent.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.
- dezelfde zin, zin ervoor, zin erna
- andere alinea

Slide 6 - Diapositive

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 7 - Diapositive

Synoniemen

Slide 8 - Carte mentale

Synoniem voor:
crimineel
A
onaardig
B
misdadiger
C
agressief
D
enthousiast

Slide 9 - Quiz

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 10 - Quiz

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 11 - Quiz

Synoniem voor:
afbeeldingen
A
computer
B
plaatje
C
tafel
D
bal

Slide 12 - Quiz

Synoniem voor:
schrijver
A
Auteur
B
Man
C
Boek
D
lezen

Slide 13 - Quiz

Synoniem voor:
Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 14 - Quiz

Synoniem voor:
detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk

Slide 15 - Quiz

Synoniem voor:
zoenen?
A
Kussen
B
Verliefd
C
Liefde
D
Lippen

Slide 16 - Quiz

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 17 - Quiz

Bladzijde 10 en 11

Opdracht 1 - klassikaal
Opdracht 2 en 3 - individueel

Slide 18 - Diapositive