5.1 Prikkels en signalen

Ander hoofdstuk
Volgorde veranderd
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ander hoofdstuk
Volgorde veranderd

Slide 1 - Diapositive

Gedrag

Slide 2 - Diapositive

Basisstof 1
Prikkels en signalen

Slide 3 - Diapositive

Na het maken van deze lessonup 
weet jij:
Wat gedrag is
Hoe gedrag ontstaat
Wat een prikkel is 
Wat een respons is
Wat een inwendige prikkel  is
Wat een uitwendige prikkel  is
Wat een adequate prikkel is
Wat drempelwaarde is
Wat motivatie is
En wat dit allemaal met elkaar te maken heeft

Slide 4 - Diapositive

Gedrag
Gedrag = alles wat een mens of dier doet.
Gedrag = een reactie op prikkels.

Gedrag wordt veroorzaakt door:
  • inwendige prikkels
  • uitwendige prikkels

Slide 5 - Diapositive

Gedrag
  • Prikkel  verandering waarop je kunt reageren.
  • Inwendige prikkel:  prikkel veroorzaakt door je eigen lichaam
  • Uitwendige prikkel: prikkel uit je omgeving.

Prikkels komen binnen bij zintuigen.
Zintuigen geven een impuls aan het zenuwstelsel
Je hersenen reageren en zorgen dat je lichaam reageert.
Respons: = een reactie op een prikkel.

Slide 6 - Diapositive

Prikkels
Inwendige prikkel  =  motivatie  =  prikkel uit je eigen lichaam
  • honger
  • dorst
  • hormonen  (je zegt dus nooit: zin in seks)
Uitwendige prikkel = prikkel uit je omgeving
  • geur
  • kleur
  • licht
  • temperatuur

Slide 7 - Diapositive

Motivatie
Respons is een reactie op een prikkel.
Dus, zoals bij het voorbeeld hiervoor:
Je ruikt de patat (uitwendige prikkel)
Je hebt geen honger (inwendige prikkel)
Je koopt geen patat = respons

Slide 8 - Diapositive

Respons
Respons is een reactie op een prikkel.
Dus, zoals bij het voorbeeld hiervoor:
Je ruikt de patat (uitwendige prikkel)
Je hebt geen honger (inwendige prikkel)
Je koopt geen patat = respons

Slide 9 - Diapositive

Drempelwaarde
Je kunt niet altijd iedere prikkel waarnemen.
Zo kan het geluid van je mobiel te zacht staan zodat je hem niet hoort: =>         de drempelwaarde is niet bereikt.

Drempelwaarde is de minimum sterkte van de prikkel waarbij je hem nog kunt waarnemen.
Is de drempelwaarde te laag, dan neem je het niet waar!

Slide 10 - Diapositive

Drempelwaarde is niet altijd even hoog:
Als iemand ergens erg goed op let, dan zal hij iets sneller horen.
Op dat moment is de drempelwaarde lager.

Als je afgeleid bent, hoor je het juist niet...
De drempelwaarde is hoger

Slide 11 - Diapositive

Verschil in drempelwaarde

Als een prikkel te klein is, dan kan het zintuig het niet waarnemen.

De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE.


De drempelwaarde is bij verschillende organismen anders: een hond kan beter horen dan een mens.

Slide 12 - Diapositive

Adequate prikkel
Een adequate prikkel is een prikkel die bij het goede zintuig terecht komt.

Je kunt niet waarnemen hoe iets proeft met je oor, 
je kunt niet zien hoe het eruitziet met je neus.

Slide 13 - Diapositive

Adequate prikkels
De adequate prikkels zijn:
licht                          =>    oogzintuig (in oog)
geluid                      =>    gehoor
geur                          =>    reukzintuig in neus
smaakstoffen      =>    smaakzintuig op tong
warmte                   =>    warmtezintuig
koude                      =>    koudezintuig
druk                         =>    druk of tastzintuig
pijn                           =>    vrije zenuwuiteinden (=pijnzintuig)

Slide 14 - Diapositive

Prikkels
Signaal ->  prikkel die mensen en dieren uitzenden
Respons -> reactie op een signaal
Sleutelprikkel -> uitwendige prikkel die altijd dezelfde reactie oproept
Supranormale prikkel -> overdreven sleutelprikkel

Slide 15 - Diapositive

Communiceren
Verbaal gedrag
Non verbaal gedrag

Slide 16 - Diapositive

Gedragsonderzoek huisdieren
Onderzoek doen naar je huisdier of een ander dier
Observeren
Verslag schrijven

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag
Maak opdrachten van 5.1

Slide 18 - Diapositive

5

Slide 19 - Vidéo

00:49
Je hangt op de bank?
Is dat gedrag?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

01:39
Sleep naar het goede vakje
Signaal
respons
Je moeder zegt dat jij de afwas moet doen
Je wilt de afwas niet doen, dus je doet niets
Omdat jij de afwas niet wilt doen, wordt je moeder boos
De hond gromt tegen de postbode
De duif koert hart tegen de duivin
De kat draait zijn kop om als hij een andere kat ziet

Slide 21 - Question de remorquage

04:07
Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel
De benen van een fotomodel worden met fotoshop verlengd
je reageert op het huilen van een baby
een merel voert het jong zodra het jong zijn bekje opendoet
het supergrote ei in het nest wordt beter bebroed
Babydieren zijn zooooo schattig

Slide 22 - Question de remorquage

04:07
Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel

Slide 23 - Question de remorquage

05:35
Wat voor soort gedrag is dit?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is gedrag?
A
het maken van alle bewegingen van een mens of een dier.
B
alles wat een dier of mens doet, dus ook zweten en huilen.
C
alles wat een dier doet om zijn baasje het naar zijn zin te maken.
D
een respons

Slide 25 - Quiz

Prikkel/respons
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht
Je schrikt
Je loopt naar het gasfornuis
Je ziet dat de gasknop open staat
Je draait het gas uit

Slide 26 - Question de remorquage

Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.

Is de rimpeling in het water een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons

Slide 27 - Quiz

Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit.
Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 28 - Quiz

Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.

Is het met zijn kop naar de rimpeling in het water flitsen en de kikker ophappen een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons

Slide 29 - Quiz

In een dierentuin beginnen wolven vaak te janken als zij het geluid van een sirene horen. De oppassers zijn aan dit jankgedrag van de wolven gewend. Argeloze bezoekers schrikken er soms van.

Wordt in de tekst een respons van de wolven genoemd?
A
ja, de sirene
B
ja, het janken
C
nee

Slide 30 - Quiz

Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.

Is de rimpeling in het water een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons

Slide 31 - Quiz

drempelwaarde

In de zintuigcellen ontstaan alleen impulsen als de prikkel sterk genoeg is.

de kleinste prikkel die een impuls veroorzaakt  = de drempelwaarde

Slide 32 - Diapositive

wat bedoelt men met drempelwaarde?

Slide 33 - Carte mentale

juist of onjuist

De drempelwaarde voor een zintuig is altijd dezelfde.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Drempelwaarde van een zintuigcel is de kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Je krijgt een impuls als de prikkel onder de drempelwaarde blijft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Na verloop van tijd hoort iemand de klok niet meer tikken.
Wat is er met de drempelwaarde gebeurt?
Wat is de biologische term voor dit verschijnsel?
A
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
B
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
C
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet gewenning.
D
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet gewenning.

Slide 37 - Quiz

Wat gebeurt er met de drempelwaarde van je gehoor als je je concentreert om goed te luisteren?

A
De drempelwaarde wordt hoger.
B
De drempelwaarde wordt lager.

Slide 38 - Quiz

De drempelwaarde wordt gehaald als de ............ sterk genoeg is
A
Seintje
B
Prikkel
C
Impuls
D
Zintuig

Slide 39 - Quiz

De docent praat heel erg zacht waardoor je haar niet verstaat en niet reageert, hoe komt dit?
A
Je motivatie is te laag
B
Je discipline is te laat
C
Het geluid komt niet tot de drempelwaarde
D
Het geluid komt wel over de drempelwaarde

Slide 40 - Quiz

Je ziet de persoon op wie je verliefd ben en je krijgt vlinders in je buik en begint te blozen.
Wat is in deze zin het gedrag (1) en wat is de motivatie (2)?

A
1. blozen 2. verliefdheid
B
1. verliefdheid 2. blozen
C
1. zien van persoon 2. vlinders in je buik
D
1. vlinders in je buik 2. zien van persoon

Slide 41 - Quiz

Motivatie is een vorm van:
A
Externe prikkel
B
sleutelprikkel
C
supranormale prikkel
D
interne prikkel

Slide 42 - Quiz

Je maag geeft een signaal af dat deze vol is. Is dit een interne of externe prikkel? en is je motivatie om te eten op dat moment hoog of laag?
A
Interne prikkel; motivatie laag
B
Interne prikkel; motivatie hoog
C
Externe prikkel; motivatie laag
D
Externe prikkel; motivatie hoog

Slide 43 - Quiz

Hoe noem je het type prikkel waar een zintuig gevoelig voor is?
A
Drempelwaarde
B
Gewenning
C
Motivatie
D
Adequate prikkel

Slide 44 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de drempelwaarde?

Slide 45 - Question ouverte

Heeft de neus van een hond een hogere of een lagere drempelwaarde dan jouw neus?
A
Hij is gevoeliger dus een hogere drempelwaarde
B
Hij is minder gevoelig dus een hoger drempelwaarde
C
Hij is gevoeliger dus een lagere drempelwaarde
D
Hij is minder gevoelig dus een lagere drempelwaarde

Slide 46 - Quiz

De neus is het gevoeligst voor ........ Dit noemen we dan de ...........
A
Geur - drempelwaarde
B
Licht - drempelwaarde
C
Geur - adequate prikkel
D
Licht - adequate prikkel

Slide 47 - Quiz

Afsluitend nog een filmpje waarin wat herhaald wordt

Slide 48 - Diapositive

4

Slide 49 - Vidéo

01:59
Wat is er veranderd

Slide 50 - Question ouverte

02:13
Hoe ontstaat gedrag?
Gedrag ontstaat onder invloed van..... en ....

Slide 51 - Question ouverte

02:49
Hoe heet een kunstmatig vergrote sleutelprikkel?

Slide 52 - Question ouverte

04:39
Hoe staan de oren van de hond als hij bang is? (angstagressie)

Slide 53 - Question ouverte