Klas 2 - Muzikale lagen en Dynamiek - oefenen 2

Muzikale lagen en dynamiek
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MuziekMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Muzikale lagen en dynamiek

Slide 1 - Diapositive

Muzikale lagen
Melodielaag: zang (of instrumentaal)
(Tegenstemmenlaag): achtergrondkoor of 2e melodie
Akkoordenlaag: meerdere tonen tegelijk  (piano, gitaar, etc.)
Baslaag: lage tonen (meestal: basgitaar of contrabas)
Ritmelaag: ritme gespeeld op een drumstel of andere percussie-instrumenten

Slide 2 - Diapositive

Muzikale lagen
Iedere laag heeft zijn eigen functie.  

3 akkoordlagen kunnen elkaar bijvoorbeeld in de weg zitten.

Je ziet ook zelden 3 drummers in een band. Dat is dubbel!


Slide 3 - Diapositive

Muzikale lagen - functies
Melodielaag: daar luister je het eerst naar. Als er gezongen wordt, is de tekst ook belangrijk.  De rest is dan meer 'begeleiding'.
(Tegenstemmenlaag): iets minder belangrijk, op de achtergrond
Akkoordenlaag: deze zorgt voor de harmonie. Een goede begeleiding voor de melodie. 
Baslaag: lage tonen. De bastonen bepalen het akkoord. Samen met de ritmelaag heeft de baslaag een ritmische functie.
Ritmelaag: geeft het tempo en het ritme aan. 

Slide 4 - Diapositive

Welke muzikant geeft het tempo aan?
A
pianist
B
bassist
C
drummer
D
zanger

Slide 5 - Quiz

Naar wie wordt vaak het best geluisterd door het publiek?
A
pianist
B
bassist
C
drummer
D
zanger

Slide 6 - Quiz

Wie speelt de laagste tonen?
A
pianist
B
bassist
C
drummer
D
zanger

Slide 7 - Quiz

Wie speelt akkoorden?
A
pianist
B
bassist
C
drummer
D
zanger

Slide 8 - Quiz

Noem een ander instrument waarop je ook akkoorden kunt spelen:

Slide 9 - Question ouverte

Om een melodie te zingen, heb je het meeste houvast aan de:
A
pianist
B
bassist
C
drummer
D
zanger

Slide 10 - Quiz

Welke twee lagen leggen samen de ritmische basis?

Slide 11 - Question ouverte

Er staan 3 partijen. Welk instrument hoort waarbij?
Partij 1
Partij 2
Partij 3
Piano
Bas
Drums

Slide 12 - Question de remorquage

3

Slide 13 - Vidéo

00:32
Let op de muzikale lagen

Slide 14 - Diapositive

00:49
Welke 3 lagen hoor je hier?

Slide 15 - Question ouverte

01:05
Er kwam een nieuwe melodie bij. Deze werd 'meerstemmig' gespeeld. Hoe noem je samenklanken ook wel?
A
melodieën
B
akkoorden
C
basnoten
D
ritme

Slide 16 - Quiz

Dynamiek
Dynamiek heeft te maken met zacht en hard

In bladmuziek is dit vaak aangegeven met afkortingen en tekens. Een refrein is bijvoorbeeld vaak harder dan het couplet.
Een rustig liedje is meestal wat zachter, dan een extreem vrolijk, druk nummer. 

Slide 17 - Diapositive

Dynamiek
Notenschrift is uitgevonden in Italië, waardoor de klassieke termen in het Italiaans zijn.

Piano betekent 'zacht' en forte betekent 'hard'. 

Dit ontstond toen de eerste piano werd uitgevonden. Hierop kon je zowel zacht als hard spelen, en hij heette dus ook pianoforte

Slide 18 - Diapositive

Dynamiek
Als je heel zacht of hard moet spelen, wordt de naam verlengd: 
pianissimo: zeer zacht
fortissimo: zeer hard

Als het 'een beetje' is, komt er mezzo voor. 
mezzo piano : matig zacht
mezzo forte : matig hard

Slide 19 - Diapositive

Dynamiek
Als het steeds een beetje harder gaat, heet dat een crescendo. 


Als het geleidelijk van hard naar zacht gaat, heet het decrescendo


Slide 20 - Diapositive

Dynamiek: afkortingen

Slide 21 - Diapositive

Dynamiek heeft te maken met:
A
snel en langzaam
B
hoog en laag
C
korte en lange noten
D
hard en zacht

Slide 22 - Quiz

Als er 'piano' staat, moet je ... spelen.
A
matig zacht
B
zacht
C
hard
D
matig hard

Slide 23 - Quiz

Als er 'mezzo piano' staat, moet je ... spelen.
A
matig zacht
B
zacht
C
hard
D
matig hard

Slide 24 - Quiz

Wat staat er als je 'hard' moet spelen?
A
piano
B
fortissimo
C
forte
D
mezzo forte

Slide 25 - Quiz

Hoe heet dit teken?

Slide 26 - Question ouverte

Pianissimo klinkt zachter dan mezzo piano
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Mezzo forte is harder dan mezzo piano
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Bij decrescendo moet je geleidelijk harder spelen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Ff is de afkorting van forte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Sleep de dynamische woorden én afkortingen
 in de juiste volgorde van zacht naar hard.
pianissimo
1. 
2.
4.
5.
6.
3.
pp
mp
p
f
ff
mf
mezzo piano
mezzo forte
fortissimo
forte
piano

Slide 31 - Question de remorquage

3

Slide 32 - Vidéo

02:05
Het stuk ging steeds harder, maar er gebeurde meer. Wat veranderde er?

Slide 33 - Question ouverte

02:05
Welk teken hoort er bij crescendo?
A
B

Slide 34 - Quiz

02:05
De instrumenten speelden geleidelijk van zacht naar hard. Dit heet:
A
Crescendo
B
Decrescendo

Slide 35 - Quiz

Klaar! 
Veel plezier met oefenen!

Slide 36 - Diapositive