Paragraaf 2.3

H1 elektriciteit
Paragraaf 3
Vermogen en energie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H1 elektriciteit
Paragraaf 3
Vermogen en energie

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
-Aan het einde van de les kun je rekenen met vermogen en met energieverbruik
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lezen
Blz 32 - 33 - 34 - 35


* alles duidelijk en goed bekeken: arceer belangrijke zaken

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Vermogen
Vermogen= de hoeveelheid energie die een apparaat per s omzet

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power.
De eenheid van vermogen is watt (W).



Slide 5 - Diapositive

Vermogen
-P=vermogen in Watt waarbij 
-U=spanning in volt
-A= stroom in ampére

Berekening: P = U . I

Slide 6 - Diapositive

Vermogen = wat een apparaat kan 
Apparaten met meer vermogen (meer Watt) zijn sterker dan apparaten met minder vermogen. 

Slide 7 - Diapositive

Vermogen
  • Op ieder toestel staat o.a. hoeveel vermogen het heeft
  • Het vermogen van dit toestel is...
  • hoe groter het vermogen,
     hoe meer energie er wordt verbruikt.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Energie
Elektriciteit bestaat uit elektrische energie. Een apparaat kan van die energie iets anders maken. Dat kan zijn: geluid, licht, warmte of beweging.

Een lamp zet elektrische energie om naar licht.
Een waterkoker zet elektrische energie om naar warmte.
Een boormachine zet elektrische energie om naar beweging.

Slide 10 - Diapositive

Energie in kilowattuur
De kilowattuur (kWh) is dus een eenheid van energie.

Als je een machine met een vermogen van 1 kW één uur laat werken heeft het een energie van 1 kWh verbruikt.

Slide 11 - Diapositive

Elektrische energie
  • Dit kan je berekenen als je het vermogen (kW) kent en de tijd dat je verbruikt (uur).
  • Elektrische Energie = vermogen x tijd
E=Pt

Slide 12 - Diapositive

De formule: Elektrische energie

Slide 13 - Diapositive

Energieverbruik

Slide 14 - Diapositive

Regel van 5
Aanpak van een vraag middels de regel van 5.
  1. Wat is gevraagd?
  2. Wat weet je?
  3. welke formule heb je nodig, zet hem goed.
  4. maak de berekening
  5. antwoord + eenheid

Slide 15 - Diapositive

Waardoor wordt het vermogen in een elektrisch apparaat bepaald?
A
Spanning en elektriciteit
B
Spanning en stroomsterkte
C
Stroomsterkte en verbruik
D
Verbruik en elektriciteit

Slide 16 - Quiz

Grootheid
Letter
Eenheid
Symbool
Spanning
Stroomsterkte
Vermogen
Elektrisch energie
E
P
U
I
Kilowattuur
Watt
Ampère
Volt
V
W
A
kWh

Slide 17 - Question de remorquage

Een elektrische tandenborstel moet opgeladen worden. Deze krijgt 12 V en 1.5 A. Wat is het vermogen
A
13.5 W
B
10.5 W
C
18 W
D
8 W

Slide 18 - Quiz

Een laptop verbruikt als die aanstaat 75W, Na 5 uur werken is de accu leeg. Bereken het energieverbruik.

Slide 19 - Question ouverte

Een JBL extreme 2 heeft een vermogen van 36 W. De box staat in de pauze 20 minuten aan op 60 % van het vermogen.
Bereken het elektrisch energie verbruik.

Slide 20 - Question ouverte

Aan de slag
Maak de opdrachten van paragraaf 2.3 in je werkboek
Klaar? Laat controleren en kijk de opdrachten na.

Slide 21 - Diapositive