Maatwerk brugklas avoir et les nombres
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat betekent "avoir"?
Slide 4 - Question ouverte
A. optreden
B. ontdekt worden
C. zin hebben om te
A. zij heeft
B. zij hebben
C. men heeft
D. jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1. nous avons
2. tu as
3. ils ont
4. on a
5. vous avez
6. elle a
Slide 5 - Question de remorquage
Maak twee of meer Franse zinnen waarin je het werkwoord avoir gebruikt......
Slide 6 - Carte mentale
Hoe onthoud JIJ dat avoir hebben is en hoe de vervoegingen gaan? Heb je een ezelsbruggetje/tips?
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
En nu de getallen!
Vertaal: 3
Vertaal: 3
A
deux
B
trois
C
quatre
D
zéro
Slide 9 - Quiz
Getallen. 15 =
A
Douze
B
cinquante
C
quatorze
D
quinze
Slide 10 - Quiz
de getallen... wat is: sept?
A
17
B
7
C
8
D
3
Slide 11 - Quiz
Welke getallen staan in de juiste volgorde?
A
seize, quinze, dix-sept
B
quinze, seize, dix-sept
C
seize, cinq, dix-sept
D
quinze, six, dix-sept
Slide 12 - Quiz
Ken je de getallen goed?
A
Ja
B
Nee
C
Gaat
