Formuleren

Formuleren
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Formuleren

Slide 1 - Diapositive

Het kistje, ... staat, is een erfstuk van mijn opa.
die of dat?
timer
0:30

Slide 2 - Question ouverte

Er is niets .... ik niet weet.
dat/wat?
timer
0:30

Slide 3 - Question ouverte

De klasgenoten ..... ik heb gepraat, zijn als klaar.
waarmee/met wie
timer
0:30

Slide 4 - Question ouverte

De docent heeft ... een mooi cijfer gegeven.

timer
0:20
A
hun
B
hen

Slide 5 - Quiz

De stagebegeleider heeft ... een e-mail gestuurd
timer
0:20
A
hun
B
hen

Slide 6 - Quiz

De kleinste kinderen zijn blij dat Sinterklaas weer in het land is. ... zetten massaal hun schoen.
zij/hun
timer
0:20
A
zij
B
hun

Slide 7 - Quiz

De werkplaatschef heeft .... geïnstrueerd.

timer
0:20
A
hun
B
hen

Slide 8 - Quiz

De werkplaatschef heeft ... uitleg gegeven.
timer
0:20
A
hen
B
hun

Slide 9 - Quiz

De vakdocent had die uitleg al eerder aan ... gegeven.
timer
0:20
A
hen
B
hun

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Wat is de definitie van congruentie?
timer
1:00

Slide 12 - Question ouverte

Congruentie:  het met elkaar in overeenstemming zijn

Slide 13 - Diapositive

Staat er in deze zin een congruentiefout?
Tijdens de survivaltocht in de Ardennen waren, zonder dat iemand het doorhad, een groep jongeren verdwaald in de bossen.
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Staat er in deze zin een congruentiefout?
Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder op het moment van pensionering, zijn de laatste vijftien jaar verdubbeld.
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Wat is de definitie van inversie?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Staat er een inversiefout staat in de volgende zin:
Om twaalf uur 's nachts gaat het bowlingcentrum bij ons om de hoek dicht en dan moeten alle bezoekers uit het pand zijn.
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Welke inversiefout staat in de volgende zin:
Het regende de hele middag en we hebben dus niets kunnen doen.
timer
1:00

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Tip voor verduidelijking
1 - vervang moeilijke woorden
2 - vervang vaktermen
3 - maak de zin korter
4 - formuleer positief
5 - gebruik geen afkortingen

Slide 21 - Diapositive

Je wilt dat mensen je tekst lezen. Hoe doe je dat? 


Met de volgende tips: 

Slide 22 - Diapositive


1. Begin niet elke zin hetzelfde (niet elke zin het onderwerp vooraan) 


Dus niet: 
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

Gebruik voegwoorden!

Slide 23 - Diapositive

Herschrijf:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

Slide 24 - Question ouverte

2. Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen >> geen herhaling en minder saai.

Verwijswoorden > dit, deze, hij, hun 

Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons. Wij bieden allerlei soorten vakanties aan: sportieve vakanties, zonvakanties en culturele vakanties -->

Slide 25 - Diapositive

Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons.
Wij bieden allerlei soorten vakanties aan:
sportieve vakanties, zonvakanties en
culturele vakanties

Slide 26 - Question ouverte

3. Pas op met lange zinnen! 

Niet langer dan 20 woorden! 

Slide 27 - Diapositive

Het bedrijf waar ik stage loop heet Jansen en het bedrijf is in Utrecht waar het bedrijf 150 medewerkers heeft en de medewerkers zijn verdeeld over drie afdelingen.

Slide 28 - Question ouverte

4. spreek je lezer persoonlijk aan.
4. Formuleer actief en direct! 

Direct: Spreek de lezer persoonlijk aan
 
Actief: Gebruik niet te veel werkwoorden in een zin. 

Zo voelt lezer zich aangesproken 

Slide 29 - Diapositive

Actief of passief?
Aanmeldingen die voor 23 februari zijn ingediend, kunnen alsnog in behandeling worden genomen.
A
actief
B
passief

Slide 30 - Quiz

Actief of passief:
Iedere ochtend wordt de poes (door mij) gevoerd.

A
actief
B
passief

Slide 31 - Quiz

Maak hem actief:
Iedere ochtend wordt de poes door mij gevoerd.

Slide 32 - Question ouverte

5. Stel vragen en geef voorbeelden!

Goede zinnen maken lastig? Echt niet! Begin bijvoorbeeld met een leuke vraag. 

Slide 33 - Diapositive

6. Tip 5 Vermijd clichés, modewoorden en omslachtige formuleringen.

Clichés: jij bewaakt het fort. >>> wat ?? 
modewoord: het feest was epic 

Slide 34 - Diapositive

QUIZ
Het is vandaag 5 december. Sinterklaas is jarig. Dus als afsluiting zullen we een leuke quiz doen.

Slide 35 - Diapositive

Welke quiz heeft jouw voorkeur?
Sinterklaasquiz
Taalvoutjesquiz

Slide 36 - Sondage