unit 3 can could able to allowed to (part 2)

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today a recap (herhaling) of:
CAN
COULD
TO BE ABLE TO
TO BE ALLOWED TO

Slide 2 - Diapositive

What do you remember about the words "can/ could/ to be able to/ to be allowed to"?

Slide 3 - Question ouverte

Pak je aantekeningenschrift erbij en neem de tabellen over.

Slide 4 - Diapositive

Een mogelijkheid beschrijven
            Can
           Could
Iets is waarschijnlijk.
Iets is minder waarschijnlijk.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Stellen van een beleefde vraag
             Can

           Could
         (Please)
Gebruiken om beleefd te vragen.

Beleefdere vorm van “Can”.

Wordt bij beiden in combinatie gebruikt.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Vermogen, vaardigheid, in staat zijn om
             Can
           Could
   To be able to

Gebruik je alleen in Present Simple.
Iets wat mogelijk zou kunnen zijn.
Kun je met alle werkwoordstijden gebruiken.
Verleden tijd van “can”.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Toestemming om iets te doen
              Can
           Could
 To be allowed to
Gebruik je alleen in Present Simple.
Verleden tijd van “can”.
Kun je met alle werkwoordstijden gebruiken.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

We are going to practice now
Jullie krijgen een werkblad en die gaan jullie individueel maken. 
Jullie maken "Side  A". Maak gebruik van de aantekeningen die jullie zojuist hebben gemaakt.

Side B maken jullie nog niet!


Slide 13 - Diapositive

Schrijf zelf nu 2 zinnen op met can / could / to be able to / to be allowed to.

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Can + Could (what's the difference?)

I can open a jar of peanut butter.
...............................................
I could open a jar of peanut butter.
...............................................

Slide 16 - Diapositive

Can + Could
I can open a jar of peanut butter.
(ik kan het/ben sterk genoeg)
I could open a jar of peanut butter.
(ik zou dat kunnen doen)

Slide 17 - Diapositive

To be allowed to + To be able to (what's the difference?)
I am allowed to open a jar of peanut butter.
.......................................................
I am able to open a jar of peanut butter.

.......................................................

Slide 18 - Diapositive

To be allowed to + To be able to
I am allowed to open a jar of peanut butter.
(ik mag het openen van mijn moeder).
I am able to open a jar of peanut butter.
(ik ben in staat om het zelf te openen).

Slide 19 - Diapositive

could
to be able to
to be allowed to
can
zou kunnen
zou mogen
konden
mochten
kunnen, in staat zijn tot
mogen,
toestemming krijgen
kunnen,
mogen,
mogelijk zijn

Slide 20 - Question de remorquage

When I was six I ..... already swim.
A
can
B
could
C
was allowed to

Slide 21 - Quiz

When I was your age, I _____ stay up until 2am.
A
can't
B
wasn't allowed to
C
couldn't

Slide 22 - Quiz

Nicole......drive, but she hasn't got a car.
A
could
B
is not able to
C
can
D
couldn't

Slide 23 - Quiz

I used to ......stand on my head, but I can't do it now.
A
can
B
am able to
C
be able to
D
could

Slide 24 - Quiz

I'm afraid I .....come to your party next week.
A
could
B
can't
C
can
D
couldn't

Slide 25 - Quiz

I looked everywhere but I ......not find my watch.
A
can
B
could

Slide 26 - Quiz


He phoned to say that he would
not....... arrive on time.
A
be able to
B
could
C
can

Slide 27 - Quiz