Grammar tijden

Grammar tijden
klas 2
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammar tijden
klas 2

Slide 1 - Diapositive

What are we doing? 
- Past simple (regular)
- Past simple (irregular)
- Present perfect (regular)
- Present perfect (irregular)

Slide 2 - Diapositive

Past simple (regular) 
Als iets in het verleden gebeurd is (en het duidelijk is wanneer), gebruik je de past simple. Een werkwoord in de past simple eindigt vaak op -ed.
Bijvoorbeeld: 
I worked yesterday. 

Slide 3 - Diapositive

Vragen en ontkenningen
Bij vragen (?) en ontkenningen (-) voegen we het woord did toe.
Bijvoorbeeld:
Did I work yesterday?
No, I didn't work yesterday.
Het werkwoord krijgt dan niet meer -ed erachter. 

Slide 4 - Diapositive

Vul de Past Simple in:
What ____ you _____ (think) of it?
A
do, think
B
were, thinking
C
did, think
D
does, think

Slide 5 - Quiz

Vul de past simple in:
The girl_____(yell) at her teacher.
A
yell
B
yelled
C
yelld
D
yelling

Slide 6 - Quiz

Vul de past simple in
We .......... each other in the past.
A
help
B
helpd
C
helpt
D
helped

Slide 7 - Quiz

Vul de past simple in:

I ..... the dog
A
walket
B
walkd
C
walked
D
wallekd

Slide 8 - Quiz

Past simple irregular
Bij sommige werkwoorden krijgt de past simple zijn eigen vorm. 
Deze woorden moet je leren. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Irregular verb of
kiezen
A
to choose - chose - chosen
B
to chose - chose - chose
C
to choose - chosed - chosen
D
to choose - chosen - chose

Slide 11 - Quiz

Irregular verbs
Past simple of 'to buy'.
A
Buyed
B
Buyd
C
Bought
D
Buying

Slide 12 - Quiz

Irregular verbs
Past simple of 'to get'.
A
Got
B
Geted
C
Gotten
D
Getted

Slide 13 - Quiz

Present perfect 
Je gebruikt de present perfect als je wilt zeggen dat iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer het gebeurd is.

Je maakt de present perfect met have / has + voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord eindigt op -ed bij regelmatige werkwoorden.
Bij onregelmatige werkwoorden kiezen we het 3e rijtje

Slide 14 - Diapositive

vul de present perfect in:
Mo ........... in the Netherlands for three years.
A
has lived
B
have lived
C
lived
D
lives

Slide 15 - Quiz

vul de present perfect in

Ally and I ....... that film before
A
has wachted
B
have watched
C
will watch
D
watched

Slide 16 - Quiz

vul de present perfect in

He ........ his receipt
A
will lose
B
has lost
C
have lost
D
have losed

Slide 17 - Quiz

Vul de present perfect in:

She ____ _______ me the perfect present!
A
have given
B
gave
C
has gave
D
has given

Slide 18 - Quiz

Present perfect vragend en ontkennend

Bij vragen (?) veranderd alleen de volgorde van de zin. 
Vb. I have been to England before. 
Have I been to England before?
en bij ontkenningen (-) voeg je alleen "not" toe.
Vb. I have been to England before.
I haven't been to England before.

Slide 19 - Diapositive

Past Simple of Present Perfect?
Kies de juiste tijd:
A
She bought a new car in 2009.
B
She has bought a new car in 2009.

Slide 20 - Quiz

Past Simple vs Present Perfect

I __________ to Croatia.
A
have never been
B
never went

Slide 21 - Quiz

past simple OF present perfect?
I forgot my bag.

A
simple past
B
present perfect

Slide 22 - Quiz

Past Simple or Present Perfect?
Perry .... football yesterday.

A
played
B
has played
C
have played

Slide 23 - Quiz