4.2 havo 2 opdr. 15 De komma

De komma
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De komma

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek de fout...

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom gebruik je een komma?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 5 - Diapositive

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 6 - Diapositive

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.
→ Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.
→ Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.
→ Je kunt de betekenis veranderen.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een komma?
1. Als je de bijvoeglijke naamwoorden kunt wisselen.

Dit is een mooie, slimme hond. 
Dit is een slimme, mooie hond. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar moet(en) de komma('s)? Neem de zin over en voeg de komma('s) toe.

Ik wil de beste slimste of rijkste worden.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Tussen de delen van een opsomming

Wil je koffie, thee of iets anders?

Koop je snoep, koek en chocolade voor mij?


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tussen de delen van een opsomming

Let op: geen komma voor en / of!
Wil je koffie, thee of iets anders?

Koop je snoep, koek en chocolade voor mij?


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Over de komma

Lydia, ik heb een cadeautje voor je!
A
Komma correct
B
Hier hoeft geen komma

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo?

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij deze woordjes: 
Ach, wat is dat jammer.
Tja, wat gaan we daaraan doen?
Ja, dat is een goed idee.
Nee, dat wil ik niet, hoor

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Over de komma

Ik vind er niets aan omdat ik het heel koud heb.
A
Komma vergeten
B
Hier hoeft geen komma

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Voor een voegwoord
Ik sta morgen vroeg op, want ik moet op tijd zijn. 

De komma staat voor het voegwoord. 
Let op: niet voor en / of / dat.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je blijft, nemen we een glaasje wijn.

Waarom moet hier een komma staan?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Tussen twee werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.


Als het goed is, komt Lindsey zo.
Wie goed heeft geluisterd, weet het antwoord. 

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Over de komma

De inbreker Dave B., is veroordeeld.
A
Komma's correct
B
Er ontbreekt een komma

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.
Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Je zegt hetzelfde, maar met andere woorden.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Overzicht van de regels bij komma's
  1. Bij bijvoeglijke naamwoorden die van plek kunnen wisselen.
  2. Tussen de delen van een opsomming. 
  3. Als iemand met zijn naam wordt aangesproken / bij deze woordjes: ach, tja, nee, ja
  4. Voor een voegwoord
  5. Tussen 2 werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.
  6. Voor een bijstelling (2x hetzelfde met andere woorden noemen)

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tip: maak korte zinnen
Hoe korter de zinnen, hoe minder komma's je nodig hebt!


Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke regel vind jij het lastigst?
A
Een komma tussen 2 werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.
B
Een komma voor een voegwoord.
C
Een komma na een naam of sommige woordjes.
D
Een komma tussen 2 bijv.nw. die van plek kunnen wisselen.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zin is de komma niet correct gebruikt?
A
Die mooie, nieuwe auto is van mij.
B
Joost, waar ben je?
C
Ik moet eten, maar ik heb geen honger.
D
Ik heb een appel, twee boterhammen, een gekookt ei, en thee gehad.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zorg jij ervoor dat je dit op de toets goed kunt?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions