Slim rekenen met plussen en minnen

Slim rekenen met plussen en minnen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slim rekenen met plussen en minnen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van de les
Aan het einde van de les kan jij plussen en minnen.

Slide 2 - Diapositive

Leg de leerlingen uit wat ze aan het einde van de les moeten kunnen.
Wat weet jij al over plussen en minnen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn plussen en minnen?
Plussen en minnen zijn rekenkundige bewerkingen waarmee je getallen bij elkaar optelt of van elkaar aftrekt.

Slide 4 - Diapositive

Leg kort uit wat de leerlingen kunnen verwachten van de les.
Voorbeeld: 8 + 3
8 + 3 = 11

Slide 5 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een som die de leerlingen moeten oplossen en laat ze dit samen doen.
Voorbeeld: 12 - 5
12 - 5 = 7

Slide 6 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een som die de leerlingen moeten oplossen en laat ze dit samen doen.
Oefenen met plussen en minnen
Los de volgende sommen op: 6 + 2, 9 - 4, 5 + 6, 8 - 3

Slide 7 - Diapositive

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de sommen oplossen.
Grote getallen optellen
Als je grote getallen bij elkaar wilt optellen, begin je met het optellen van de eenheden, dan de tientallen, de honderdtallen, enzovoort.

Slide 8 - Diapositive

Leg uit hoe de leerlingen grote getallen kunnen optellen.
Voorbeeld: 36 + 49
Eerst tel je de eenheden op: 6 + 9 = 15. Schrijf de 5 op en onthoud de 1. Dan tel je de tientallen op: 3 + 4 + 1 (van de vorige stap) = 8. Het antwoord is dus 85.

Slide 9 - Diapositive

Geef een voorbeeld en laat de leerlingen dit samen oplossen.
Grote getallen aftrekken
Als je grote getallen van elkaar wilt aftrekken, begin je met het aftrekken van de eenheden, dan de tientallen, de honderdtallen, enzovoort.

Slide 10 - Diapositive

Leg uit hoe de leerlingen grote getallen kunnen aftrekken.
Voorbeeld: 73 - 28
Eerst trek je de eenheden van elkaar af: 3 - 8 gaat niet, dus leen je 1 van de tientallen. Dan wordt het 13 - 8 = 5. Dan trek je de tientallen van elkaar af: 7 - 2 = 5. Het antwoord is dus 45.

Slide 11 - Diapositive

Geef een voorbeeld en laat de leerlingen dit samen oplossen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.