Woordenschat (NN H4-5-6)

Woordenschat
NN 2T/H

Oefenen
H4-5-6
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
NN 2T/H

Oefenen
H4-5-6

Slide 1 - Diapositive

Moeilijke woorden

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent

DRASTISCH
A
heel emotioneel
B
heel groot
C
ingrijpend
D
helemaal niet

Slide 3 - Quiz

Wat wordt bedoeld met

FACTOREN in de MAATSCHAPPIJ
A
omstandigheden in het dagelijks leven
B
dingen die ertoe doen
C
belangrijke mensen uit de politiek
D
Meetpunten in de geschiedenis

Slide 4 - Quiz

Wat betekent

BUITENGEWOON
A
niet
B
zeer
C
beetje raar
D
bijzonder

Slide 5 - Quiz

Wat betekent

CONSERVATIEF
A
behoudend
B
vooruitstrevend
C
progressief
D
angstig

Slide 6 - Quiz

Wat betekent

INTIMITEIT
A
seksualiteit
B
bangmakerij
C
wantrouwend
D
vertrouwelijkheid

Slide 7 - Quiz

Wat betekent

ONAFHANKELIJK
A
alleen blijven
B
aanhankelijk
C
zelfstandig
D
eenkennig

Slide 8 - Quiz

Wat betekent

VOORLEVEN
A
het goede voorbeeld geven
B
geboren worden
C
je uitleven
D
samenwerken

Slide 9 - Quiz

Wat betekent

REALISTISCH
A
niet waarheidsgetrouw
B
oneerlijk
C
volgens de werkelijkheid
D
eerlijk

Slide 10 - Quiz

Wat betekent

PROFITEREN
A
oprollen
B
er voordeel uit halen
C
iemand benadelen
D
vooroordelen hebben

Slide 11 - Quiz

Wat betekent

RECENTELIJK
A
oneerlijk
B
onlangs
C
gebruikelijk
D
een recept schrijven

Slide 12 - Quiz

Wat betekent

KLAKKELOOS
A
vlekkeloos
B
dom
C
doordacht
D
onnadenkend

Slide 13 - Quiz

Wat betekent

een betrekking
A
een verhuizing
B
een stuip
C
een aanval
D
een baan

Slide 14 - Quiz

Wat betekent

ESSENTIEEL
A
noodzakelijk
B
levensecht
C
soepel
D
overbodig

Slide 15 - Quiz

Wat betekent

SPENDEREN
A
aankunnen
B
uitgeven
C
rollen
D
uitblinken

Slide 16 - Quiz

Wat betekent

SUGGEREREN
A
fout maken
B
hard werken
C
beweren
D
groeten

Slide 17 - Quiz

Wat betekent

LANCEREN
A
afvuren
B
naar achteren brengen
C
vallen
D
naar voren brengen

Slide 18 - Quiz

Wat betekent

DISCRIMINEREN
A
iemand achterstellen
B
iemand achterstellen op basis van godsdienst
C
iemand achterstellen op basis van huidskleur
D
iemand achterstellen op basis van schoenmaat

Slide 19 - Quiz

Wat betekent

PAAL EN PERK STELLEN
A
grenzen stellen
B
alles rechtzetten
C
huis bouwen
D
bloemen planten

Slide 20 - Quiz

Wat betekent

MUGGENZIFTEN
A
groot probleem hebben
B
op jacht gaan
C
zaniken
D
vliegen meppen

Slide 21 - Quiz

Wat betekent

RECHTVAARDIGEN
A
verdedigen
B
aanvallen
C
goedpraten
D
goed praten

Slide 22 - Quiz

Wat betekent

ZONDEBOK
A
zielige geit
B
de aanstichter
C
de pestkop
D
iemand die de schuld krijgt

Slide 23 - Quiz

Rijmende uitdrukkingen

Slide 24 - Diapositive

Paal en ... stellen

Slide 25 - Question ouverte

door schade en ....

Slide 26 - Question ouverte

wikken en ...

Slide 27 - Question ouverte

recht voor zijn ...

Slide 28 - Question ouverte

koetjes en ...

Slide 29 - Question ouverte

heg noch ...

Slide 30 - Question ouverte

hoog en ...

Slide 31 - Question ouverte

van top tot ...

Slide 32 - Question ouverte

bezakt en ...

Slide 33 - Question ouverte

met ... en haar

Slide 34 - Question ouverte

zonder slag of ...

Slide 35 - Question ouverte

zij klagen steen en ...

Slide 36 - Question ouverte