Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord 2vwo

10 min lezen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

10 min lezen

Slide 1 - Diapositive

Planning van vandaag

- Herhaling woordsoorten
- Uitleg aanwijzend, vragend en onbep. voornaamwoord
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Welk woorden zijn werkwoorden in deze zin:
Ik heb mij ziek gemeld.
A
Ik heb
B
heb ziek
C
mij gemeld
D
heb gemeld

Slide 3 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel
A
Mijn
B
uit
C
is
D
Jerry

Slide 4 - Quiz

Welk woord is het wederkerig voornaamwoord?
A
zich
B
mij
C
jouw
D
elkaar

Slide 5 - Quiz

Wat is het wed.vnw in deze zin:
Jullie hebben je voorgenomen snel het huiswerk te maken.
A
jullie
B
je
C
voorgenomen
D
maken

Slide 6 - Quiz

Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Afk = aanw.vnw

Het wijst een mens, dier of ding aan. Vaak staat dat zn erachter, maar anders kan je die erachter bedenken.

Aanw.vnw zijn: deze, die, dat, dit, zulk, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 8 - Diapositive

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
het
B
dat
C
gelukt
D
in

Slide 9 - Quiz

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Hij vond dit het mooiste cadeau.
A
dit
B
het
C
mooiste
D
cadeau

Slide 10 - Quiz

Vragend voornaamwoord
afk= vr.vnw

Vragend voornaamwoorden staan aan het begin van een vraag.
Of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Wat zijn de vragend voornaamwoorden:
wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 11 - Diapositive

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
A
Wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 12 - Quiz

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
A
vraagt
B
aan
C
wat
D
heeft

Slide 13 - Quiz

Onbepaald voornaamwoord

Slide 14 - Diapositive

Wat is een onbepaald voornaamwoord?
A
deze
B
wat voor een
C
zich
D
men

Slide 15 - Quiz

Wat is het onbep.vnw in deze zin:
Het voorzetsel is iets dat ik niet begrijp.
A
voorzetsel
B
iets
C
dat
D
niet

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Huiswerk:
cursus 5 grammatica
§6 aanwijzend, vragen en onbepaald voornaamwoord
Opdracht 1, 3 en 5

Geen laptop/tablet? Boek blz. 217

Slide 17 - Diapositive