Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Doel van deze les
Wat zijn sterke en zwakke werkwoorden?
de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd leren spellen.

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog?

Slide 3 - Carte mentale

Leg het verschil uit tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 4 - Question ouverte

Sterke- en zwakke werkwoorden
ging
gaan
timmerde
timmeren
sloopte
slopen
schreef
schrijven
wandelde
wandelen
liep
lopen
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

Mare en Inge eten zaterdag pizza.
A
Sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 6 - Quiz

Corneel lacht om een filmpje.

Slide 7 - Sondage

Abe drinkt koffie in de pauze

Slide 8 - Sondage

halen
verbazen
rijden
eten
werken

Slide 9 - Question de remorquage

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> Fietste(n

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> Geloofde(n)

Slide 10 - Diapositive

Alle tijden in een stroomschema:

Slide 11 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
- Het werkwoord verandert van klank in de verleden tijd.
- Je schrijft wat je hoort.

Voorbeelden sterke werkwoorden:
Vliegen - Vlogen
Lopen - Liepen
Roepen - riepen

Slide 12 - Diapositive

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 13 - Question ouverte

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 14 - Question ouverte

Opdrachten maken:
Opdrachten op de laptop maken:
Paragraaf 9
Als je klaar bent mag je 10 maken

Slide 15 - Diapositive