1B - les 20, 21 & 22 - 2.1 + 2.2

Hi, 1B :)
Pak je boeken en open LessonUp!
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hi, 1B :)
Pak je boeken en open LessonUp!

Slide 1 - Diapositive

Today / This week

Today is Monday, October 31st (thirty-first).
Monday 31st
les
Tuesday 1st
les
Wednesday 2nd
les

Slide 2 - Diapositive

Doel van deze week
Aan het einde van deze week ken ik de woordjes en grammatica van 2.2 en kan ik deze kennis toepassen in eenvoudige opdrachten.

Slide 3 - Diapositive

To Do:



  1. Hoofdstuk 2 (Scotland) openen



Slide 4 - Diapositive

Scotland

Slide 5 - Carte mentale

Welcome to Scotland

Slide 6 - Diapositive

Did you know?
Scotland is the most northern part of the United Kingdom. The countryside is impressive. There are even mountains, called the Scottish Highlands. Not many people live here, only 9 people per km2 (compare this to 400 people per km2 in the Netherlands). 

Slide 7 - Diapositive

The Highland Games
In the 11th century, the Scottish king organised a contest in a village called Braemer to find the strongest and fastest men. The strongest men became the king's bodyguards. The fastest men became his couriers. Nowadays, over 80 Highland Games take place across Scotland. Many more happen around the world.

Slide 8 - Diapositive

Hogmanay
For most people December 31 is New Year's Eve, but in Scotland they call it Hogmanay. Historically, the Scottish people didn't celebrate Christmas. That's why Hogmanay became such an important festival. did you know that both the first and the second of January are public holidays in Scotland?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Where in the UK is Scotland located?
A
Northern part
B
Eastern part
C
Western part
D
Southern part

Slide 12 - Quiz

Which of these flags is Scotland's flag?
A
Flag 1
B
Flag 2
C
Flag 3
D
Flag 4

Slide 13 - Quiz

In short: what are the Highland Games?

Slide 14 - Question ouverte

How many Highland Games take place in Scotland alone?
A
10
B
50
C
80
D
100

Slide 15 - Quiz

When do the Scottish celebrate Hogmanay?
A
Christmas
B
Easter
C
New Year
D
Thanksgiving

Slide 16 - Quiz

Scotland

Slide 17 - Carte mentale

See you tomorrow, 1B :)

Slide 18 - Diapositive

Hi, 1B :)
Pak je boeken en open LessonUp!

Slide 19 - Diapositive

Today / This week

Today is Monday, November 1st (first).
Monday 31st
les
Tuesday 1st
les
Wednesday 2nd
les

Slide 20 - Diapositive

Doel van deze week
Aan het einde van deze week ken ik de woordjes en grammatica van 2.2 en kan ik deze kennis toepassen in eenvoudige opdrachten.

Slide 21 - Diapositive

To Do:


  1. Grammatica 2.2 - uiteg (TL)

  2. Zelfstandig werken


Slide 22 - Diapositive

(TL) Grammar (1): a / an
Je zet a voor een woord waarvan de eerste letter klinkt als een medeklinker (b / d / f / k, etc.)
a raincoat            a game             a uniform (joenieform)

Je zet an voor een woord waarvan de eerste letter klinkt als een klinker (a / e / i / o / u)
an apple           an hour (ouwer)          an Xbox (ex box)

Slide 23 - Diapositive

_____ dress
A
A
B
An

Slide 24 - Quiz

_____ hour
A
A
B
An

Slide 25 - Quiz

_____ university
A
A
B
An

Slide 26 - Quiz

_____ hair
A
A
B
An

Slide 27 - Quiz

_____ ugly dress
A
A
B
An

Slide 28 - Quiz

(TL) Grammar (2): meervoud
Je zet een Engels woord in het meervoud door een -s achter het woord te zetten
one second -> two seconds

Als het woord eindigt op een sis-klank (-s / -sh / -ch / -x) zet je er -es achter.
one bus -> two busses              one Xbox -> two Xboxes

Slide 29 - Diapositive

Oefenen grammar (2): meervoud

Slide 30 - Diapositive

See you tomorrow, 1B :)

Slide 31 - Diapositive

Hi, 1B :)
Pak je boeken en open LessonUp!

Slide 32 - Diapositive

Today / This week

Today is Wednesday, November 2nd (second).
Monday 31st
les
Tuesday 1st
les
Wednesday 2nd
les

Slide 33 - Diapositive

Doel van deze week
Aan het einde van deze week ken ik de woordjes en grammatica van 2.2 en kan ik deze kennis toepassen in eenvoudige opdrachten.

Slide 34 - Diapositive

To Do:

  1. Grammatica 2.2 - herhaling (TL)

  2. Grammatica 2.2 - uitleg (HAVO)

  3. Newsround kijken


Slide 35 - Diapositive

(TL) Grammar (1): a / an

Hoe zat het ook alweer? Wat was de regel?

Slide 36 - Diapositive

(TL) Grammar (1): a / an
Je zet a voor een woord waarvan de eerste letter klinkt als een medeklinker (b / d / f / k, etc.)
a raincoat            a game             a uniform (joenieform)

Je zet an voor een woord waarvan de eerste letter klinkt als een klinker (a / e / i / o / u)
an apple           an hour (ouwer)          an Xbox (ex box)

Slide 37 - Diapositive

_____ user
A
A
B
An

Slide 38 - Quiz

_____ umbrella
A
A
B
An

Slide 39 - Quiz

(TL) Grammar (2): meervoud
Je zet een Engels woord in het meervoud door een -s achter het woord te zetten
one second -> two seconds

Als het woord eindigt op een sis-klank (-s / -sh / -ch / -x) zet je er -es achter.
one bus -> two busses              one Xbox -> two Xboxes

Slide 40 - Diapositive

(HAVO) Grammar: plurals (meervoud)
Enkelvoud
Meervoud
Regel
shirt, shoe
shirts, shoes
Algemene regel: woord + -s
dress, watch
dresses, watches
Woorden die eindigen op een sisklank: woord + -es
baby, lady
babies, ladies
Woorden die eindigen op medeklinker + -y: -y wordt -ies
earmuff, roof
earmuffs, roofs
Woorden die eindigen of -ff / -f :
woord + -s
scarf, life
scarves, lives
Woorden die eindigen of -f / -ff / -fe:
-f(e) wordt -ves
man, foot, child
men, feet, children
Onregelmatig, uit je hoofd leren :)
jeans, trousers, glasses, pyjamas
Woorden die alleen in het meervoud worden gebruikt.

Slide 41 - Diapositive

I need new shoes, my _____ (foot) are too big for these ones!

Slide 42 - Question ouverte

Those ladies are wearing beautiful _____ (dress)

Slide 43 - Question ouverte

My mum likes to wear long _____ (scarf)

Slide 44 - Question ouverte

(HAVO) Grammar: demonstrative pronouns
Je gebruikt de aanwijzende voornaamwoorden om iets 'aan te wijzen' en aan te geven hoe dichtbij of ver weg iets van jou vandaan is.
Dichtbij
Verder weg
Enkelvoud
this
that
Meervoud
these
those

Slide 45 - Diapositive

(HAVO) Grammar: demonstrative pronouns




I want to buy this watch.                     That looks very good on you.
Look at these glasses.                                            Those are fantastic!
Dichtbij
Verder weg
Enkelvoud
this
that
Meervoud
these
those

Slide 46 - Diapositive

I never go to _____ shop over there. It's too expensive.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 47 - Quiz

Look at _____ T-shirt here! It's really cool.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 48 - Quiz

Are _____ your shoes outside?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 49 - Quiz

The dresses in _____ shop over there are very cheap.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 50 - Quiz

Ik heb het doel: "Aan het einde van deze week ken ik de woordjes en grammatica van 2.2 en kan ik deze kennis toepassen in eenvoudige opdrachten" behaald.
Ja, ik ken het en kan het toepassen
Ik ken het een beetje, maar kan het nog niet toepassen
Nee, ik ken het nog niet en kan het ook nog niet toepassen

Slide 51 - Sondage

See you next week, 1B :)

Slide 52 - Diapositive