les woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

Ga zitten op je plek

Startopdracht: lees uit je leesboek

Pak voor je: 

Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop

Wat gaan we doen vandaag? 

1. Lesdoelen

2. Mededelingen 

3. Herhaling zinsdelen en huiswerk bespreken

4. Woordsoorten

5. Numo

6. Huiswerk en evaluatie

Lesdoelen

1. Ik weet wat de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde is en hoe ik deze kan vinden.

2. Ik weet wat ik moet doen wanneer ik zinsdelen moet ontleden.

3. Ik weet wat het werkwoord, een lidwoord en een zelfstandig naamwoord is.

4. Ik ben verder gekomen in Numo.

Mededelingen

Zijn er dingen die ik moet weten?

Woordsoorten

De persoonsvorm: een werkwoord dat bij het onderwerp past

Het onderwerp: een persoon, dier of ding dat iets doet

Het werkwoordelijke gezegde: alle werkwoorden in de zin

Huiswerk bespreken

Opdracht 1, 2 en 3

van blz. 208

Zinsdelen

Woorden of groepjes van woorden die binnen de zin bij elkaar horen. 

Werkwoorden

Een werkwoord zegt iets over wat iets iemand doet of wat iets of iemand overkomt. 

Een werkwoord kun je vervoegen. Je kunt er dus verschillende werkwoordsvormen van maken. 

De artiesten hebben een luid applaus gekregen. 

Lisa zit al een tijdje in de auto.

Deze liedjes hebben we nu al drie keer gehoord.

Lisa geeft geen antwoord, maar denkt: wat een zeurpiet is papa.  

Lidwoorden

De, het en een

Het hoort bij een zelfstandig naamwoord. 

De uitnodiging heb ik gisteren al verstuurd.

Voor de opdracht mogen de leerlingen samenwerken.

De man zat al heel lang op het bankje in het park.

Voor het huis van de buren heeft de buurman een boom gezet.

Zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier plant of ding.

Het heeft meestal een enkelvoud en een meervoud. Ook kan je er een verkleinwoord van maken en een lidwoord voor zetten. 

Deze opdracht is een alternatief voor de andere opdracht.

Na de zomer blijft het altijd nog even warm.

Jan pakt zijn blauw rugzak en gaat zitten op zijn plek.

Samen met mijn vader rijd ik weleens op de motor.

Stil werken

Maak:

Opdracht 5 van blz. 199

Opdracht 1, 3 en 6 van blz. 202-203

Huiswerk 

Maak:

Opdracht 5 van blz. 199

Opdracht 1, 3 en 6 van blz. 202-203

Lesdoelen

1. Ik weet wat de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde is en hoe ik deze kan vinden.

2. Ik weet wat ik moet doen wanneer ik zinsdelen moet ontleden.

3. Ik weet wat het werkwoord, een lidwoord en een zelfstandig naamwoord is.

4. Ik ben verder gekomen in Numo.

Numo

Grammatica!

Evaluatie

Wat ging er goed deze les?

Wat kan er de volgende keer beter? 

Wat heb ik geleerd deze les?