2HV - Verbranding en ademhaling - bs 1 + 2

2HV

Thema 1.
Verbranding en ademhaling
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2HV

Thema 1.
Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Diapositive

Voorkennis activeren

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over cellen ?

Slide 3 - Diapositive

Cellen

Slide 4 - Carte mentale

Dierlijke cel

Slide 5 - Diapositive

Plantaardige cel

Slide 6 - Diapositive

Celmembraan
Celkern
Kernplasma
Kernmembraan
Cytoplasma

Slide 7 - Question de remorquage

Welke van deze celorganellen komt wel voor in een plantaardige cel en niet in een dierlijke cel?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Bladgroenkorrels
D
Cytoplasma

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van de celkern?

Slide 9 - Question ouverte

Wat zijn plastiden?

Slide 10 - Question ouverte

Hebben dierlijke cellen een celwand, ja of nee?
A
JA
B
Nee

Slide 11 - Quiz


Basisstof 1 en 2

Slide 12 - Diapositive

Fotosynthese
  • Bij fotosynthese gebruiken bladgroenkorrels  de energie uit zonlicht om koolstofdioxide en water om te zetten in glucose
  • Fotosynthese vindt plaats in alle groene delen van een plant

Slide 13 - Diapositive

Fotosynthese

Slide 14 - Diapositive

water + A + energie → B + zuurstof
Welk woord ontbreekt bij A
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Glucose
D
Pizza

Slide 15 - Quiz

water + A + energie → B + zuurstof
Welk woord ontbreekt bij B
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Glucose
D
Pizza

Slide 16 - Quiz

De reactievergelijking van fotosynthese


water + koolstofdioxide + energie → glucose + zuurstof

Slide 17 - Diapositive

Stofwisseling
  • Het omzetten van stoffen in andere stoffen.
  • Fotosynthese is een vorm van stofwisseling.
  • In alle organismen vindt stofwisseling plaats.

Slide 18 - Diapositive

Verbrandingsdriehoek

Slide 19 - Diapositive

Verbranding
Zuurstof + Brandstof --> Koolstofdioxide + Water + Energie

Bij organismen:
Brandstof --> Glucose
Energie --> Warmte, beweging, groei, genezing

Zuurstof + Glucose--> Koolstofdioxide + Water + Energie

Slide 20 - Diapositive

Mitochondriën
  • Organellen waarin glucose wordt afgebroken.
  • Bij de afbraak van glucose komt energie vrij.
  • Die energie kan gebruikt worden om te groeien, warm te blijven, te bewegen etc.
  • De afbraak van glucose heet verbranding

Slide 21 - Diapositive

Verbranding en inspanning
  • Hoe meer lichamelijke inspanning, hoe meer energie er nodig is.
  • Hoe meer energie er nodig is, hoe meer verbranding en nodig is.
  • Hoe meer verbranding er nodig is, hoe meer zuurstof er nodig is.

Slide 22 - Diapositive

Wat is stofwisseling

Slide 23 - Question ouverte

Wat gebeurt er in de mitochondriën?

Slide 24 - Question ouverte

Waar is verbranding
voor nodig?

Slide 25 - Carte mentale

Testje...

Slide 26 - Diapositive

Wat gebeurt er niet bij de fotosynthese?
A
Afbraak van glucose
B
Afbraak van koolstofdioxide
C
Aanmaak van zuurstof
D
Aanmaak van glucose

Slide 27 - Quiz

Welke gebeurt er in de mitochondriën?
A
Energie wordt afgebroken
B
Bladgroenkorrels maken zuurstof
C
Er wordt glucose gemaakt
D
Er wordt energie aangemaakt

Slide 28 - Quiz

Waar haalt een plant de energie vandaan voor de fotosynthese?
A
Uit de bladgroenkorrels
B
Uit glucose
C
Uit de bodem
D
Uit zonlicht

Slide 29 - Quiz

Hoe heet de afbraak van glucose?
A
Fotosynthese
B
Ademhaling
C
Verbranding
D
Vertering

Slide 30 - Quiz

Welke brandstof gebruiken mensen bij de verbranding?
A
Bladgroenkorrels
B
Mitochondriën
C
Water
D
Glucose

Slide 31 - Quiz

Wanneer vindt er verbranding plaats in plantaardige cellen
A
Nooit
B
Alleen overdag
C
Alleen 's nachts
D
Overdag en 's nachts

Slide 32 - Quiz

Wanneer vindt de meeste verbranding plaats?
A
Als je actief bent
B
Als je net gegeten hebt
C
Als je slaapt
D
Als je net wakker bent

Slide 33 - Quiz

In welke organismen vindt verbranding plaats?
A
Alleen in planten
B
Alleen in dieren
C
In planten en dieren
D
Niet in planten en niet in dieren

Slide 34 - Quiz

In welke organismen vindt fotosynthese plaats?
A
Alleen in planten
B
Alleen in dieren
C
In planten en dieren
D
Niet in planten en niet in dieren

Slide 35 - Quiz