8.1 Waarom de grens over?

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 8.1 Je leert in deze paragraaf 

- waarom Nederland producten importeert 
- waarom Nederland producten exporteert

- hoe je de omvang van de internationale handel bepaalt 

- Hoe belangrijk is de buitenlandse handel voor Nederland?


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Internationale handel
Het kopen van of verkopen aan bedrijven in het buitenland. Internationale handel bestaat dus uit het in- en uitvoeren van goederen en diensten

Slide 4 - Diapositive

import en export
Nederland importeert goederen en diensten uit het buitenland en exporteert ook goederen en diensten naar het buitenland.

Slide 5 - Diapositive

import



Import: er gaat geld naar het buitenland
          
Bijvoorbeeld: We voeren bananen in
                             Ed Sheeran geeft een concert in de Ziggo Dome
                             Jullie gaan op schoolreis naar Berlijn!



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

export
Export: Het buitenland betaald ons geld

Bijvoorbeeld : Een Nederlands baggerbedrijf baggert in Dubai
                              Ed Sheeran drinkt Jenevertjes en fiets door Oost
                              We verkopen Beemsterkaas aan Duitsland

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


Nederlandse vrouw in de V.S.

Slide 10 - Diapositive


Amerikaanse man in NL

Slide 11 - Diapositive

Gesloten economie
Noord-Korea heeft een gesloten economie

Of Noord-Koreanaar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Slide 12 - Diapositive

Open economie
Nederland heeft een open economie

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Slide 13 - Diapositive

Importquote
het percentage van het nationaal inkomen (= wat totaal in een land wordt verdiend) dat wordt uitgegeven aan import
Exportquote
het percentage van het nationaal inkomen (= wat totaal in een land wordt verdiend) dat wordt verdiend met export

Slide 14 - Diapositive

import- en exportquote
Het percentage van de totale importwaarde of exportwaarde ten opzichte van het nationaal inkomen.

Slide 15 - Diapositive

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote.

Slide 16 - Question ouverte

handelsbalans
De handelsbalans (of goederenbalans) geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen. Het verschil tussen de export- en importwaarde noem je het saldo van de handelsbalans.

Slide 17 - Diapositive

Nationaal inkomen
De optelsom van alle inkomens uit arbeid en bezit (zoals loon, rente, huur, pacht).

Wat zegt dit? Je kunt pas vergelijken met andere landen als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.


nationaal inkomen : aantal inwoners = inkomen per inwoner

Slide 18 - Diapositive

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 19 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 20 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 21 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 22 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

Slide 23 - Quiz

Werderuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer als percentage.
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 24 - Quiz

Als twee of meer landen met elkaar handelen noem je dat:
A
importeren
B
exporteren
C
internationale handel
D
buitenlandse zaken

Slide 25 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 26 - Quiz

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 27 - Quiz

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 28 - Quiz

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 29 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 30 - Diapositive

Waarom is er handel met het buitenland?

Slide 31 - Question ouverte

Wat staat er op de betalingsbalans van ons land?

Slide 32 - Question ouverte

Hoe belangrijk is de buitenlandse handel voor Nederland?

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Vidéo