Les2

• Economie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Doornemen 

paragraaf 2.1

Maken alle opdrachten van deze paragraaf

Huiswerk vorige les:

Foto's van je huiswerk

Leerdoelen vorige les:

• ik kan de 3 spaarmotieven benoemen
• ik weet wat rente is
• ik kan 2 voorbeelden van spaarvormen benoemen 
• ik weet hoe je rekenen moet met enkelvoudige en samengestelde rente
• ik kan 2 voorbeelden van beleggingen noemen 
• ik ken het risico van beleggen 

Als het rentepercentage tijdens de afgesproken periode hetzelfde blijft, krijg je .....

1. Variabele rente
2. vaste rente
3. Enkelvoudige rente
4. Samengestelde rente

Rente die na elk jaar wordt bijgeschreven op je rekening. In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag en over de bijgeschreven rente.

1. Variabele rente
2. vaste rente
3. Enkelvoudige rente
4. Samengestelde rente

Rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf verandert niet.

1. Variabele rente
2. vaste rente
3. Enkelvoudige rente
4. Samengestelde rente

Juist of onjuist?
Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.

1. Juist
2. Onjuist

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?

Enkelvoudige rente

1. € 54
2. € 54,65
3. € 1.554
4. € 1.554,65

Spaarrekening: € 2.500
1,2% rente
Hoeveel is afgerond de rente na 5 jaar?

Samengestelde rente

1. € 150,-
2. € 2.650,-
3. € 154,-
4. € 2654,-

2500x(1,012)

1,2% wordt hier dus 0,012

Je berekent hier de eindwaarde

Als het rentebedrag wordt gevraagd, moet je dus 

de 2500 er nog vanaf gehaald worden!

5

Welke rente is hoger, de rente die je ontvangt voor je spaargeld, of de rente die je betaalt voor je lening?

1. spaarrente
2. kredietrente

Seema heeft € 1.200 spaargeld. De rente is 2,5% per jaar. Hoeveel rente krijgt ze na 7 maanden?

1. € 2,50
2. € 30,-
3. € 15,-
4. € 17,50

Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
€1000,- op de rekening tegen 2% rente

1. € 1.061,60
2. € 1.061,61
3. € 1.061,62
4. € 1.060,-

Tito heeft €18.000. hierover heeft hij €900 rente gekregen. hoeveel procent rente heeft hij gekregen

1. 5%
2. 0.5%
3. 4%
4. 2,5%

Op je spaarrekening heb je € 450 gezet. Je krijgt 0,5% rente per jaar. Hoeveel euro rente krijg je na één jaar?

1. € 225
2. € 0,23
3. € 22,50
4. € 2,25

Met beleggen kun je geld verliezen

1. Ja
2. Nee

Een deel van de winst uitkeren aan aandeelhouders, zo’n deel noem je:

1. Dividend
2. Beleggen
3. Aandelen
4. Obligatie

Ten opzichte van sparen geldt bij beleggen ...

1. meestal hoger rendement + meer risico
2. hetzelfde rendement + meer risico
3. meestal hoger rendement + minder risico
4. hetzelfde rendement + minder risico

Paragraaf 2.2

Heb je geld genoeg?

Leerdoelen deze paragraaf

• ik kan 4 leenmotieven noemen
• ik kan de kosten van een lening berekenen
• ik weet dat er beperkingen zijn aan bedragen die je kunt lenen
• ik ken 4 voorkomende leenvormen
• ik kan 2 verschillende hypotheekvormen noemen

Soorten consumptief krediet

• Persoonlijke lening
• Doorlopend krediet
• Rekening-courant krediet
• Koop op afbetaling
• Huurkoop

Hypothecaire lening (hypotheek)

Lening voor de aankoop van een huis of stuk grond.

Kenmerken:

• Het huis of het stuk grond is onderpand. Als je de termijnen niet kunt betalen, verkoopt de bank het onderpand om de hypotheek af te lossen.
  
• Lage rente: de bank loopt minder risico dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente bij een hypotheek lager dan bij een gewone lening.
  

Kredietkosten

Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

• aflossing: terugbetaling van het leenbedrag;
• rente: een percentage van het leenbedrag als vergoeding voor het lenen.

Je betaalt kredietkosten meestal op vaste momenten in maandelijkse termijnen.

Kredietkosten berekenen

• Krediet = lening
• Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

• (24 x € 148 ) - € 3.000 = € 552

Rekenvoorbeeld

Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk € 148. Looptijd is twee jaar. 

Bereken de kredietkosten.

Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk € 148. Looptijd is twee jaar.
Bereken de kredietkosten.

Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500,- Hammid kiest er voor om de tv in termijnen te betalen. Hij betaalt 12 termijnen van € 50,-. Bereken de kredietkosten.

1. € 50,-
2. € 100,-
3. € 500,-
4. € 600,-

Voor de aankoop van een caravan sluiten je ouders een lening af van € 10.000,- met een looptijd van 2 jaar.

Bereken de kredietkosten.

Doornemen paragraaf 2.2

Maken de opdrachten van deze paragraaf

Huiswerk volgende les: