H1 oefenen toets 4.1 t/m 4.4

De Franken: geweld en geloof
Tijdvak van de monniken en ridders 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De Franken: geweld en geloof
Tijdvak van de monniken en ridders 

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Hw bespreken
Uitleg toets volgende week 
Quizvragen
Zelf leren
Taboewoord

Slide 2 - Diapositive

Toets 4.1 t/m 4.4
Leren:
-Begrippen
-Chronologie
-Hoofdlijnen uit de paragraaf -> gebruik deelvraag!
-Oefen met opdrachten

Slide 3 - Diapositive

Hw bespreken
Hw was: 4.4: 7, 8, 10, 11

Slide 4 - Diapositive

Tijdens de toets
-Lees goed wat je moet doen
-Verwijs naar de bron
-Leg je antwoord uit als dat moet

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld
Is de maker een voor of tegenstander van het christendom?

De maker is een tegenstander van de bron. Dit zie ik omdat hij slecht spreekt over het christendom. Hij noemt het christendom 'achterlijk' en 'slecht'. 

Slide 6 - Diapositive

Bij geschiedenis moeten we bronnen uit het verleden onderzoeken. Welke vragen kan een onderzoeker stellen wanneer hij wilt weten of de informatie uit een bron betrouwbaar is of niet? Noem er één.

Slide 7 - Question ouverte

De vroege middeleeuwen (tijd van monniken en ridders) loopt van ... tot ... ?
A
500 v. Chr. tot 1000 n. Chr.
B
500 n. Chr. tot 1000 n. Chr.
C
1000 n. Chr. tot 1500 n. Chr.
D
1000 v. Chr. tot 500 n. Chr.

Slide 8 - Quiz

Wie was de machtigste koning van de Franken?
A
Willibrord
B
Augustinus
C
Clovis
D
Karel de Grote

Slide 9 - Quiz

Wat was het feodale stelsel of het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan leenmannen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Twee stellingen:
1. De leenmannen moesten trouw beloven aan de leenheer
2. De leenmannen konden de grond ook weer verdelen en zo ook zelf leenheer worden
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn juist
D
Stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

Leg uit waarom Karel de Grote het leenstelsel gebruikte voor zijn bestuur. Ten minste twee goede redenen.

Slide 13 - Question ouverte

Noem twee elementen uit deze afbeelding die duiden op een autarkie

Slide 14 - Question ouverte

Stelling:
Herendiensten zijn de taken die een horige moest doen voor zijn heer, bijvoorbeeld hout sprokkelen, het land van de heer bewerken, of bouwen aan het kasteel van de heer.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Wat moest de horige doen voor de heer, naast de herendiensten?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Een missionaris is iemand die mensen bekeert tot de Islam
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat is een kerkvader?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is kerstenen?
A
Kerstmis vieren
B
mensen bekeren tot het christendom
C
mensen doden die christen zijn
D
mensen bekeren tot de heidense religies

Slide 20 - Quiz

Leg uit waarom het voor missionarissen verstandig was om eerst te proberen de edelen te kerstenen?

Slide 21 - Question ouverte

Waar is de islam ontstaan?
A
in de stad Mekka op het Arabisch schiereiland
B
in de stad Jeruzalem in het huidige Israël
C
in de stad Constantinopel in het huidige Turkije
D
in de stad Medina op het Arabisch schiereiland

Slide 22 - Quiz


Mohammed is...
A
De stichter en belangrijkste profeet van de islam
B
De stichter van de islam en de zoon van God
C
De belangrijkste profeet van de islam en de zoon van God
D
Hetzelfde als Allah

Slide 23 - Quiz

Waarom was de Islam niet zo streng tegenover christenen en joden?

Slide 24 - Question ouverte

Zelf leren!
-Vragen stellen
-Paragrafen leren / samenvatten
-Opdrachten doornemen
-Begrippen leren
-Tijdbalk maken
-Filmpjes kijken uit de weekplanners 

Slide 25 - Diapositive

Taboewoord
Neem begrippenlijst voor je
Kies een begrip uit
Schrijf twee trefwoorden op bij dat begrip

Slide 26 - Diapositive