Nieuwsbegrip vulkaan

Vulkaan
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vulkaan

Slide 1 - Diapositive

Heb je deze week iets in het nieuws gezien over een vulkaan? Zo ja, wat weet je er al over?

Slide 2 - Carte mentale

1. Kijk goed naar de titel, de kopjes en de foto’s bij de tekst. Waarom denk je dat er eindelijk in de titel staat?

____________________________________________________________________

1. Kijk goed naar de titel, de kopjes en de foto’s bij de tekst. Waarom denk je dat er eindelijk in de titel staat?

Slide 3 - Question ouverte

1. Inleiding: Wat is er aan de hand op IJsland?

Slide 4 - Question ouverte

2. De uitbarsting: Hoe gevaarlijk is de uitbarsting van de Fagradalsfjall en wat zijn de gevolgen?

Slide 5 - Question ouverte

3. Vulkanen: Wat komt er uit een vulkaan bij een uitbarsting? Noem vier dingen.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is magma?
A
Gloeiend hete steen dat uit de vulkaan komt
B
Grote en kleine stukjes steen
C
Vloeibaar gas vermengd met as
D
Vloeibaar gesteente in de grond

Slide 7 - Quiz

4. Slapeloze nachten: Waarom wilden de inwoners van IJsland dat de vulkaan zou uitbarsten?

Slide 8 - Question ouverte

5. Niet gaan kijken: Om welke twee redenen mogen inwoners niet naar de vulkaan gaan kijken?

Slide 9 - Question ouverte

Wat vind je ervan dat er toch mensen naar de vulkaan gaan kijken? Wat zou jij zelf doen?

Slide 10 - Carte mentale

Sleepvraag
In de tekst staat informatie over de vulkaan op IJsland én over vulkanen in het algemeen. Vul de algemene informatie uit de tekst in dit sleutelschema in.
Zet de woorden op de goede plaats: lava, magma, as, gassen, steen, platen (volgende dia).

Slide 11 - Diapositive

A
Magma
Lava
As
Gassen
Steen
Platen

Slide 12 - Question de remorquage

Wat zijn ook alweer vaktaalwoorden?

Slide 13 - Carte mentale

Vaktaalwoorden
In de tekst over de vulkaanuitbarsting staan veel vaktaalwoorden. Deze woorden horen bij een bepaald vak. Je komt ze tegen in teksten die over dat bepaalde vak gaan. Je gebruikt deze woorden niet zo vaak in het dagelijks leven. Vaak staat in de tekst uitgelegd wat zo’n vaktaalwoord betekent. Als je de tekst goed begrijpt, kun je een omschrijving geven van zo’n vaktaalwoord.
Bij vaktaalwoorden kun je de context dus goed gebruiken om erachter te komen wat het woord betekent. Ook helpt het om goed naar het woord zelf te kijken. Om zeker te weten wat het woord betekent kun je het ook opzoeken.

Slide 14 - Diapositive


Kijk nog eens naar de tekst. Noem vijf vaktaalwoorden.

Slide 15 - Question ouverte

Bij welk vak horen deze woorden?
A
Nederlands
B
Geschiedenis
C
Aardrijkskunde
D
Biologie

Slide 16 - Quiz

Maken
Woordenschat 1 t/m 21

Slide 17 - Diapositive