1vwo - Lijdend voorwerp

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Regels tijdens de online les
Microfoon op mute/stil
Camera aan
Vragen stellen d.m.v. handje of via de chat
Wat je verder nodig hebt: schrift, pen, lesboek


Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Geef de titel van je boek op
  2. Uitleg lijdend voorwerp
    (10 minuten)
  3. Samen oefenen met het lijdend voorwerp
  4. Zelfstandig aan de slag
  5. Afsluiten

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat het lijdend voorwerp is.

  • kun je herkennen en uitleggen wat het lijdend voorwerp in de zin is

  • kun je zelfstandig een zin ontleden waarbij je aangeeft wat de zinsdelen zijn en de PV, het OW, het WG en het LV benoemd. 

Slide 5 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Slide 6 - Carte mentale

Lijdend voorwerp (lv)

Veel zinnen hebben een lijdend voorwerp
LV is de persoon die iets overkomt of het voorwerp dat iets ondergaat.


Bijvoorbeeld:
Mijn moeder haalt de kerstballen uit de doos
pv:
ow:
lv

Slide 7 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Vraag: wat of wie + gezegde + onderwerp? 
Het antwoord is het lijdend voorwerp.



Bijvoorbeeld:
Wij versieren de kerstboom
Pv = versieren
Ond = wij 
Wwg = versieren

Wie/ wat versieren wij? Lv = de kerstboom

Slide 8 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Als je geen antwoord kan geven op de vraag: wat of wie + gezegde + onderwerp?
ontbreekt het lijdend voorwerp in de zin.


Bijvoorbeeld:
Mariëlle zwemt elke morgen vijftig baantjes.
Pv = zwemt
Ond = Mariëlle
Wwg = zwemt
Lv = -



Slide 9 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)

Let op:
Zinsdelen die hoeveelheden aangeven (maten, gewichten, afstanden) zijn nooit lijdend voorwerp.


Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 10 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wg

Slide 11 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de scheidsrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de scheidsrechter.


lijdend voorwerp = de scheidsrechter

voorbeeld 2
ow
wg

Slide 12 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP


Yasmine | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Yasmine? Yasmine vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wg

Slide 13 - Diapositive


Schrijf het lijdend voorwerp op:

Bruno drinkt een glas water.

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op:

Mats roept zijn vader.

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op:

Zij heeft haar fiets uit de schuur gepakt.

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf het lijdend voorwerp op:

De piloot houdt het stuur van het vliegtuig stevig vast.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Zelfstandig werken
Kijk waar je gebleven bent; maak opdrachten 2,3 en 4 op blz. 93

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive