klas1-wk3-thuiswerkles_herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Welkom in de thuiswerkles
van vrijdag 3 april

Wat ga je doen?

- korte herhaling van de theorie

- toetsdatum in je agenda/planner zetten

- verder werken aan je artikel over De jongen die met dieren
   praatte.

Herhaling zinsontleden

Wat moet je nu kunnen?

Je kunt werkwoorden herkennen (dat is het begin van alles)

Je weet kunt de ontleedstappen zetten in de vaste volgorde:

gezegde + pv -> onderwerp -> lijd.vw -> meew.vw -> bijw.bep

Oefenenzin 1

Dinsdagavond heeft de regering de nieuwe maatregelen aan de Nederlandse bevolking bekendgemaakt.

gezegde?

Dinsdagavond heeft de regering de nieuwe maatregelen aan de Nederlandse bevolking bekendgemaakt.

onderwerp?

Dinsdagavond heeft de regering de nieuwe maatregelen aan de Nederlandse bevolking bekendgemaakt.

lijdend voorwerp?

Dinsdagavond heeft de regering de nieuwe maatregelen aan de Nederlandse bevolking bekendgemaakt.

meewerkend voorwerp?

Dinsdagavond heeft de regering de nieuwe maatregelen aan de Nederlandse bevolking bekendgemaakt.

bijwoordelijke bepaling?

Oefenzin 2

als een zinsdeel er niet is, dan zet je een x (kruisje)

Een groot aantal gepensioneerde verplegers heeft deze week hun oude collega's geholpen.

gezegde?

Een groot aantal gepensioneerde verplegers heeft deze week hun oude collega's geholpen.

onderwerp?

Een groot aantal gepensioneerde verplegers heeft deze week hun oude collega's geholpen.

lijdend vw?

Een groot aantal gepensioneerde verplegers heeft deze week hun oude collega's geholpen.

meew.vw?

Een groot aantal gepensioneerde verplegers heeft deze week hun oude collega's geholpen.

bijwoordelijke bep?

Woordsoorten

Welke woordsoorten moet je nu kennen?

werkwoord

lidwoord

zelfstandig nw

bijvoeglijk nw

aanwijzend vnw

vragend vnw

voorzetsel

bijwoord

Oefening

sleepvraag

werkwoord

lidwoord

zelfst.nw

bijv.nw

aanw.vnw

vragend vnw

voorzetsel

bijwoord

één woord. vaak tijd, plaats, reden

in-op-naast onder de kast / het kooitje

de - het - een

verandert van getal of tijd

die dit 

deze dat

Wie - wat - welke - wat voor  - wat voor een

namen van mensen, dieren, planten,  dingen, etc.

zegt iets meer over een zelfst. nw

oefening

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


wie =

1. aanwijzend vnw
2. bijvoeglijk nw
3. vragend vnw
4. bijwoord

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


heeft =

1. zelfst.nw
2. voorzetsel
3. bijwoord
4. werkwoord

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


die =

1. voorzetsel
2. aanwijzend vnw
3. bijwoord
4. zelfst.nw

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


nieuwe =

1. bijvoeglijk nw
2. zelfst.nw
3. aanwijzend vnw
4. voorzetsel

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


opdracht =

1. werkwoord
2. zelfstandig nw
3. bijwoord
4. bijvoeglijk nw

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


gisteren =

1. zelfstandig nw
2. bijvoeglijk nw
3. voorzetsel
4. bijwoord

Wie heeft die nieuwe opdracht gisteren gemaakt?


gemaakt =

1. aanwijzend vnw
2. bijwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig nw

Waarom legde de leraar die opdracht in een video uit?

waarom=

1. vragend vnw
2. aanwijzend vnw
3. bijwoord
4. bijvoeglijk nw

Waarom legde de leraar die opdracht in een video uit?

de=

1. aanwijzend vnw
2. voorzetsel
3. bijwoord
4. lidwoord

Waarom legde de leraar die opdracht in een video uit?

die=

1. aanwijzend vnw
2. voorzetsel
3. bijwoord
4. lidwoord

Waarom legde de leraar die opdracht in een video uit?

video=

1. zelfstandig nw
2. werkwoord
3. aanwijzend vnw
4. bijvoeglijk nw

Waarom legde de leraar die opdracht in een video uit?

video=

1. zelfstandig nw
2. werkwoord
3. aanwijzend vnw
4. bijvoeglijk nw

Waarom legde de leraar die opdracht in een video uit?

uit=

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. werkwoord
4. bijwoord

Zet in je agenda:
15 april PW Grammatica H5 + H 6

Weet je nu wat je nog moet oefenen?

Ga op zoek naar de uitleg in je boek of op internet

EINDE