klas4: werkwoorden en tijden

La conjuguaison des verbes
Deze les herhalen we de werkwoordsvervoegingen van 
avoir, être, aller en faire in 4 tijden

Présent, passé composé, imparfait, futur
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

La conjuguaison des verbes
Deze les herhalen we de werkwoordsvervoegingen van 
avoir, être, aller en faire in 4 tijden

Présent, passé composé, imparfait, futur

Slide 1 - Diapositive

D'abord, les verbes au présent!
avoir, être en aller in drie tijden

Présent, passé composé, imparfait

Slide 2 - Diapositive

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
sommes
sont
suis
êtes
es
est

Slide 3 - Question de remorquage

Avoir
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 4 - Question de remorquage

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 5 - Question de remorquage

Faire
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
fais
fais
fait
faisons
faites
font

Slide 6 - Question de remorquage

Zij hebben

Slide 7 - Question ouverte

Ik doe

Slide 8 - Question ouverte

Jij gaat

Slide 9 - Question ouverte

Jullie zijn

Slide 10 - Question ouverte

Zij is

Slide 11 - Question ouverte

On continue avec le passé composé 

Slide 12 - Diapositive

Vervoegd met avoir of être?
  • Faire, être en avoir worden vervoegd met het hulpwerkwoord avoir
  • Aller wordt vervoegd met het hulpwerkwoord être 

Slide 13 - Diapositive

Deze werkwoorden hebben een onregelmatig voltooid deelwoord
Eu
Allé
été
Fait
Avoir
Aller
être
Faire

Slide 14 - Question de remorquage

Donc...
être -> J' ai été
Avoir -> J' ai eu
Faire -> J' ai fait
Aller -> Je suis allé(e) --> Let op! vervoeg je met être --> accord!
                Vrouwelijk : +e / Meervoud +s / Vrouwelijk meervoud +es

Slide 15 - Diapositive

Vervoeg in de passé composé
Nous ... (avoir) un cadeau

Slide 16 - Question ouverte

Vervoeg in de passé composé
Ils .... (être) au concert

Slide 17 - Question ouverte

Vervoeg in de passé composé
Tu ... (faire) du jogging?

Slide 18 - Question ouverte

Vervoeg in de passé composé
Elle .... (aller) au concert

Slide 19 - Question ouverte

Et maintenant... l'imparfait

Slide 20 - Diapositive

Uitgangen imparfait
De stam van de imparfait = 
nous-vorm présent - ons
Bijv. nous avons> stam wordt av-
UItgangen imparfait:
ais -ais - ait - ions - iez - aient

Slide 21 - Diapositive

Donc...
Stam imparfait:
- Avoir: Nous avons --> av-
- Aller: Nous allons --> all-
- Faire: Nous faisons --> fais-

ATTENTION! être --> ét-

Slide 22 - Diapositive

Vervoeg in de imparfait
Il .... (faire)

Slide 23 - Question ouverte

Vervoeg in de imparfait
Vous.... (aller)

Slide 24 - Question ouverte

Vervoeg in de imparfait
J'.... (être)

Slide 25 - Question ouverte

De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 26 - Quiz

Vervoeg in de imparfait
Nous.... (avoir)

Slide 27 - Question ouverte

Hoe maak je de futur simple ?
Futur simple = zal + heel werkwoord

Futur simple: hele werkwoord + uitgangen avoir

ATTENTION! Bij être, avoir, faire, aller is het niet het hele werkwoord!

Slide 28 - Diapositive

Futur simple
A
Tu vas visiter Paris
B
Tu vas aller Paris
C
Tu visitera Paris
D
Tu visiteras Paris

Slide 29 - Quiz

Sleep de uitgangen naar de juiste tijd & persoon.
futur simple
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
ons
ont
a
ez
as
ai

Slide 30 - Question de remorquage

Deze werkwoorden hebben als stam niet het hele werkwoord. Welke stam hoort bij welk werkwoord?
ir-
aur-
fer-
ser-
avoir
aller
faire
être

Slide 31 - Question de remorquage

Donc...
- Avoir: J'aurai 
- Aller: J'irai
- Faire: Je ferai
- Être: Je serai

Slide 32 - Diapositive

futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 33 - Quiz

En dan nog even de futur

Ik zal kijken

Slide 34 - Question ouverte

zij zullen (hun huiswerk) maken

Slide 35 - Question ouverte

u gaat zo de dokter bellen

Slide 36 - Question ouverte

Et les derniers... le futur simple 

Slide 37 - Diapositive

Vervoeg in de futur simple
On ... (avoir)

Slide 38 - Question ouverte

Vervoeg in de futur simple
J' .... (aller)

Slide 39 - Question ouverte

Et on mélange!
Nu komen alle tijden door elkaar alors ATTENTION!

Slide 40 - Diapositive

Ik ben
A
Je suis
B
Je serai
C
Je serais
D
J'ai

Slide 41 - Quiz

Zij zullen doen (futur simple)
A
Ils font
B
Ils feront
C
Ils feriont
D
Ils feraient

Slide 42 - Quiz

Sarah en Flora zijn gegaan
A
Sarah et Flora sont allé
B
Sarah et Flora ont allé
C
Sarah et Flora sont allées
D
Sarah et Flora ont allée

Slide 43 - Quiz

Jullie hadden
A
Vous avez
B
Vous aviez
C
Vous aurez
D
Vous auriez

Slide 44 - Quiz

Jij bent geweest
A
Je suis été
B
J'ai eu
C
J'ai été
D
Je suis eu

Slide 45 - Quiz