Modale werkwoorden Y 7 fase 2

Lesdoel 11 maart 2024
Correcte grammaticale zinnen kunnen maken met modale werkwoorden.
(Be able to create correct grammatical sentences with modal verbs.) 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Beroepsopleiding

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel 11 maart 2024
Correcte grammaticale zinnen kunnen maken met modale werkwoorden.
(Be able to create correct grammatical sentences with modal verbs.) 

Slide 1 - Diapositive

Modale werkwoorden
- moeten
- zullen
- kunnen
-mogen
- willen
- hoeven

Slide 2 - Diapositive

Weet je nog hoe je modale werkwoorden moet vervoegen?
Sleep (Drag) het antwoord bij de juiste kaart in de volgende slides.

Slide 3 - Diapositive

wil
wil
willen
wil/ wilt
(willen)
ik ......
(willen)
hij ......
(willen)
de kinderen ....
(willen)
u ......

Slide 4 - Question de remorquage

zal
zal
zullen
zal
zal/ zult
(zullen)
     ik ...
(zullen)
de jongen ....
(zullen)
de 
leerlingen ...
(zullen)
 zij (she) .....
(zullen)
       jij ...

Slide 5 - Question de remorquage

kan
kan
kunnen
kan/ kunt
kan
(kunnen)
     ik ...
(kunnen)
de reiziger ....
(kunnen)
de 
automobilisten ...
(kunnen)
 jij .....
(kunnen)
 de voetganger ...

Slide 6 - Question de remorquage

Body Grammar (6 minuten)
1. Elk groepje krijgt een stapel kaarten met geknipte zinsdelen en een blad met zinsstructuren.
2. Elke leerling pakt om de beurt een kaart, leest wat erop staat en bespreekt de betekenis ervan met de teamgenoten.
3. Vervolgens bespreken jullie zachtjes met elkaar welke zinsstructuur jullie zullen gebruiken om een correcte zin met de kaarten te maken (3 minuten).
4. Daarna gaat steeds een groepje  vooraan met hun kaarten in de juiste volgorde staan op basis van de gekozen zinsstructuur.
5. Om de beurt raadt elke groep welke zinsstructuur de zin volgt.
6. Wordt er goed geraden, dan krijgt die groep een punt.
7. Vervolgens gaat de andere groep vooraan in de juiste volgorde staan op basis van de gekozen zinsstructuur.
8. Er wordt weer geraden welke zinsstructuur de zin volgt.

Slide 7 - Diapositive

Body Grammar
1. Each group is given a deck of cards with cut phrases and a sheet with sentence structures.
2. Each student takes turns picking up a card, reading what's written on it, and discussing its meaning with their teammates.
3. Then you softly discuss with each other which sentence structure you will use to make a correct sentence with the cards (3 minutes).
4. Afterwards each group will stand at the front with their cards in the correct order based on the chosen sentence structure.
5. Each group takes turns guessing which sentence structure the sentence follows.
6. If the guess is correct, that group gets a point.
7. Then, the other group goes to the front in the correct order based on the chosen sentence structure.
8. Again groups will guess which sentence structure the sentence follows.



Slide 8 - Diapositive

Structuren
1: Subject-modaal werkwoord-tijd-object-plaats - werkwoord.
2: Modaal werkwoord-subject-tijd -object-plaats - werkwoord?
3: Vraagwoord-modaal werkwoord-subject-(tijd)-object-plaats- werkwoord?
4: Plaats-modaal werkwoord-subject-tijd- object- werkwoord.
5: Tijd-modaal werkwoord-subject-object-plaats - werkwoord.

Slide 9 - Diapositive

Body Grammar 
timer
3:00

Slide 10 - Diapositive

Goed of fout? (6 minuten)

1. Op de muur van het lokaal zijn zinnen geplakt. 
2. Elk tweetal loopt naar een zin, leest de zin en schrijft op een papiertje of de zinsstructuur en vervoeging van het modale werkwoord goed of fout is en waarom ze dat vinden.
3. Vervolgens lopen ze naar de andere zinnen, lezen wat hun klasgenoten op het briefje bij de zin hebben geschreven en schrijven op een kattebelletje of ze er wel of niet eens mee zijn.

Slide 11 - Diapositive

Correct or incorrect?

1. Sentences are pasted on the wall of the classroom.
2. Each pair walks to a sentence, reads the sentence and writes on a piece of paper whether the sentence structure and conjugation of the modal verb is right or wrong and why they think so.
3. Then they walk to the other sentences, read what their classmates have written on the note accompanying the sentence, and write on a cat's bell whether or not they agree with it.

Slide 12 - Diapositive

Goed of fout?
timer
6:00

Slide 13 - Diapositive

Conclusie (6 minuten)

- Schrijf je conclusie m.b.t zinnen met modale werkwoorden op een A4’tje. Dat mogen jullie in het Engels doen.
- Na jullie conclusie maken jullie samen een zin met een modaal werkwoord bestaande uit minimaal vier zinsdelen.
- Schrijf deze zin onder jullie conclusie op het A4’tje.

Slide 14 - Diapositive

Conclusie

- Write your conclusion regarding sentences with modal verbs on an A4 sheet. You may do that in English.
- After your conclusion, you will make a sentence together with a modal verb containing at least four sentence parts.
- Write this sentence under your conclusion on the A4 sheet.

Slide 15 - Diapositive

Wat weet je nu over modale werkwoorden?
Use the following words to formulate your answer:
Modal verb, word order, position, conjugation, infinitive

Slide 16 - Diapositive

Conclusie 
timer
6:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Word wall
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Kahoot Modale werkwoorden
https://create.kahoot.it/details/32b83936-8ac2-4d38-8fa2-4c1a71cd39b8

Slide 20 - Diapositive

Maak een zin met 4 zinsdelen met een modaal werkwoord.

Slide 21 - Question ouverte