Hoofdstuk 2.2

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Begrippen 
Sparen: geld dat je overhoudt geef je niet uit, maar bewaar je voor later.
Redenen om te sparen:
- sparen voor een doel
- sparen uit voorzorg
- sparen voor de rente

Slide 7 - Diapositive

Rente (bij sparen): een vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld. Rente wordt berekend in procenten per jaar.

Geldfuncties: geld kun je gebruiken als spaarmiddel, als rekenmiddel of als ruilmiddel.
- ruilmiddel
- spaarmiddel
- rekenmiddel

Slide 8 - Diapositive

14a. Hoeveel procent van de jongeren van jouw leeftijd spaart niet?

Slide 9 - Question ouverte

14b. Je ziet dat het percentage jongeren dat spaart, verandert als ze ouder worden. schrijf op welke verandering je ziet.
c. wat kan een verklaring zijn van deze verandering?

Slide 10 - Question ouverte

15. Wanneer spaar je?
A
Als je inkomsten even hoog zijn als je uitgaven.
B
Als je inkomsten hoger zijn dan je uitgaven.
C
Als je inkomsten lager zijn dan je uitgaven.

Slide 11 - Quiz

16. Vul het juiste woord in. Kies uit: rente - saldo - ut voorzorg - vergoeding - voor een doel
Je zet geregeld geld op je spaarrekening. Van de bank ontvang je ...1... dat is een ...2... van de bank. Als je spaart voor je brommerrijbewijs, dan spaar je ...3... Na een jaar krijg je het rentebedrag. Dan is jouw ...4... gestegen.

Slide 12 - Question ouverte

17a. Wat is een voordeel van een spaarrekening?

Slide 13 - Question ouverte

17b. Wat is een nadeel van een spaarrekening?

Slide 14 - Question ouverte

18. Waarom krijg je van de bank rente als je geld op een spaarrekening hebt?
A
Omdat de bank jouw geld veilig bewaart.
B
Omdat de bank jouw geld weer kan uitlenen.
C
Omdat de bank jou wil aanmoedigen om te sparen.
D
Omdat de bank tevreden is dat je hen vertrouwt.

Slide 15 - Quiz

19. Bereken welk bedrag je aan rente krijgt na één jaar. schrijf de berekening op.

Slide 16 - Question ouverte

20. Liam en Tess sparen bij dezelfde bank. Op 1 januari krijgt Liam € 12 rente, terwijl Tess € 3,50 rente krijgt. Geef drie mogelijke verklaringen voor dit verschil.

Slide 17 - Question ouverte

21. Zijn deze beweringen juist of onjuist
Juist
Onjuist
Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer rente je krijgt.
Hoe korter je geld op je spaarrekening staat, hoe hoger het rentebedrag
Banken geven een zo laag mogelijk rentepercentage om klanten te winnen

Slide 18 - Question de remorquage

23a. Welke geldfunctie hoort bij deze foto?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 19 - Quiz

23b. Welke geldfunctie hoort bij deze foto?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 20 - Quiz

23c. Welke geldfunctie hoort bij deze foto?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 21 - Quiz

25a. Je hebt een krantenwijk. Het geld dat je hiermee verdient, leg je op je nachtkastje. Geld is hier een ...
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 22 - Quiz

25b. Je ziet dat de computergame die je van een vriend kocht, in de winkel € 20 duurder is. Geld is hier een ...
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 23 - Quiz

25c. Je hebt nog een broek die jou niet past. Een vriendin mag die broek wel hebben voor € 15. Geld is hier een ...
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 24 - Quiz

Rekenopdracht
rente bedrag per jaar = spaarbedrag : 100 x rentepercentage
of
rentebedrag per jaar = percentage : 100 x spaarbedrag

Slide 25 - Diapositive

3. Bereken welk bedrag je aan rente krijgt na één jaar. schrijf de berekening op.

Slide 26 - Question ouverte

4a. Rayan krijgt 1,4% rente over zijn € 1.200 spaargeld.
a. Bereken de rente die Rayan ontvangt.

Slide 27 - Question ouverte

4b. Bas krijgt 1,8% rente over zijn €12.000 spaargeld.
b. Bereken de rente die Bas ontvangt.

Slide 28 - Question ouverte

5a. Bereken het rente bedrag per jaar.
a. Er staat € 500 op een spaarrekening met een rente van 3,5%.

Slide 29 - Question ouverte

5b. Bereken het rente bedrag per jaar.
b. Er staat € 10.650 op een spaarrekening met een rente van 2,7%.

Slide 30 - Question ouverte

5c. Bereken het rentebedrag per jaar.
c. Er staat € 14.000 op spaarrekening met een rente van 0,75%

Slide 31 - Question ouverte

6. De rente over een lening is 9,2%. Je leent € 5.000 voor één jaar. Aan het eind van het jaar betaal je de aflossing en de rente in één keer af. Hoeveel betaal je?

Slide 32 - Question ouverte

Je wilt een bedrag van € 1.500 lenen. Als je een lening afsluit bij jouw eigen bank, betaal je 7% rente per jaar. Bij een andere bank kun je het geld lenen voor 6,5% per jaar.
Hoeveel rente bespaar je per jaar als je het geld bij de andere bank leent?

Slide 33 - Question ouverte

Plusopdrachten
Plusopdrachten zijn moeilijkere opdrachten over de stof. 

Slide 34 - Diapositive