3A - singular and plural

Singular and plural
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Singular and plural

Slide 1 - Diapositive

Er zijn een paar woorden die in het NLs enkelvoud zijn, maar in het EN meervoud

Slide 2 - Diapositive

Bijvoorbeeld:

  • police
  • contents (inhoud)
  • cattle (vee)
  • wages (loon)
  • stairs (trap)
  • savings (spaargeld)
  • surroundings (omgeving)
Deze zijn in het Engels allemaal meervoud
the cattle are grazing in the field

Slide 3 - Diapositive

What we know:

Nederlands (enkelvoud ) < > Engels (meervoud)
The police are looking for the suspect
(cattle, wages, surroundings, savings, stairs, contents)

Twee gelijke helften
I've got new glasses
(two pairs of glasses)

Combinatie met getallen
It costs 20 euros

Onderwerp mv? Dan object ook vaak meervoud
The boys had brought their bikes
Nederlands vs Engels
The politie is op zoek naar verdachten.
Ik heb een nieuwe bril.
Het kost 20 euro.
De jongens hadden hun fiets meegenomen.

Slide 4 - Diapositive

Voorwerpen die uit gelijke helften bestaan worden meervoud

Slide 5 - Diapositive


Let op: na 'a' en na een telwoord (two, three, etc) gebruik je dan 'pair' 

A pair of trousers         (niet 'a trousers') 
A pair of jeans        (niet 'a jeans')
Two pairs of shorts         (niet 'two shorts')
Three pairs of scissors        (niet 'three scissors')

Slide 6 - Diapositive

Bij combinaties met getallen gebruik je ook vaak meervoud:

  • It costs 20 euros (dus niet 20 euro!)
  • I'm 15 years old

Slide 7 - Diapositive

Als het onderwerp meervoud is, is het object (lijdend voorwerp) vaak ook meervoud:

  • We had to put on our coats
  • Both boys had brought their bikes

Slide 8 - Diapositive

Sommige woorden hebben in ev en mv dezelfde vorm
1. Woorden op -ese bij nationaliteiten

Chinese:      a Chinese  - all Chinese
Japanese:     a Japanese - all Japanese

Een enkele keer ook bij nationaliteiten die niet op -ese eindigen zoals:
Swiss:           a Swiss - the Swiss

Slide 9 - Diapositive

2. Bij sommige dieren:

one sheep - two sheep
a deer - a lot of deer
one fish - many fish

Slide 10 - Diapositive

3. Een aantal woorden dat op -s eindigt, zoals:

means (middel): a means - several means
species (soort/soorten): one species - many species
crossroads (kruisweg): one crossroads - two crossroads
series (serie): one series - a lot of series

Slide 11 - Diapositive

4. Een aantal voertuigen dat op -craft eindigt:

hovercraft, watercraft, spacecraft 

One hovercraft
Several hovercraft

Slide 12 - Diapositive

What we know:
Car - Cars
Church - Churches
Baby - Babies
Scarf - Scarves
Tomato - tomatoes
Child - Children


hissing sound
ending in -y
ending in -f
ending in -o
irregular
Watch how the word changes
+ s
+ es
-y + ies
-f + ves
+s


Not always the case


Slide 13 - Diapositive

Singular
Plural
Shoe
cars
Lives
women
teeth
church

Slide 14 - Question de remorquage

What is the plural of:
Box
A
Boxs
B
Boxes
C
Boxees
D
Boxy

Slide 15 - Quiz

What is the plural of:
Scarf
A
Scarfs
B
Scarf's
C
Scarfes
D
Scarves

Slide 16 - Quiz

What is the plural of:
House
A
Hous's
B
Hous'
C
Houses
D
Houss

Slide 17 - Quiz

What is the plural of:
Mouse
A
Mouses
B
Mice
C
Mous'
D
Mous's

Slide 18 - Quiz

What is the plural of:
Person
A
People
B
Persons
C
Person's
D
Persones

Slide 19 - Quiz

What we know:

Make exercise 4 and 5 of unit 4.4 in your book or online 

You have 10 - 15 minutes

Unit 4.4 reading - exercise 4

Slide 20 - Diapositive

We had to put on our ________
A
Coat
B
Coats

Slide 21 - Quiz

The surroundings of Berlize _____ beautiful
A
is
B
are

Slide 22 - Quiz

Where did you get __________
A
that trouser
B
those trousers

Slide 23 - Quiz

Translate:
Ik ben 16 jaar oud

Slide 24 - Question ouverte