Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Strux 3 boek A
Samen naar verschillend
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Al die regels en wetten zijn voor iedereen die in dat land woont: de _______________________.
A
burgers
B
de regering
C
overheid
D
rechtstaat
Slide 3 - Quiz
Maar ook voor de mensen die het land besturen. De ........
A
burgers
B
overheid
C
regering
D
rechtstaat
Slide 4 - Quiz
wie zich niet aan de regels houdt kan met een ...... te maken krijgen
A
burger
B
overheid
C
rechter
D
politie
Slide 5 - Quiz
wat doet een rechter?
Slide 6 - Question ouverte
Wat is een rechtstaat
dat betekent dat burgers en de overheid zich moet houden aan wetten, regels en afspraken. Er is een rechter die mag beslissen of iemand zich hieraan heeft gehouden. Een rechter mag straffen opleggen
Slide 7 - Diapositive
hoeveel landen zijn lid van de verenigde naties
A
de 51 belangrijkste landen
B
ongeveer 100 landen
C
alle 193 landen van de wereld
Slide 8 - Quiz
in welk jaar werden de rechten van de mens gemaakt?
A
1945
B
1948
C
1919
D
1917
Slide 9 - Quiz
voor wie zijn de mensenrechten gemaakt?
Slide 10 - Carte mentale
mensenrechten
Rechten die mensen moeten beschermen tegen de macht van een land of van een regering. Ze moeten ervoor zorgen dat iedereen goed leven heeft. Daar hebben alle mensen even veel recht op
Slide 11 - Diapositive
noem 2 belangrijke mensenrechten
Slide 12 - Question ouverte
welk recht is een kinderrecht
A
recht op onderwijs
B
recht op zwemonderwijs
C
recht op een diploma
Slide 13 - Quiz
Voor welke landen gelden de kinderrechten
Slide 14 - Question ouverte
Welke uitspraak is juist? (blz 21)
A
alle mensen zijn gelijkwaardig en gelijk
B
alle mensen zijn gelijk. maar niet gelijkwaardig
C
alle mensen zijn gelijkwaardig maar niet gelijk
Slide 15 - Quiz
geef een voorbeeld van het kinderrecht. ik heb een mening rechten. Blz. 14
Slide 16 - Question ouverte
Wat doet amnesty international (blz13)
Slide 17 - Carte mentale
Wat is cultuur?
Cultuur is alles wat je hebt aangeleerd, wat mensen belangrijk vinden en de gewoonten en gebruiken die daarbij horen.
Bijvoorbeeld sinterklaas, kerst, carnaval. Een koekje bij de koffie, of onze stamppotten.
Slide 18 - Diapositive
wat is een ander woord voor verdraagzaamheid?(Blz 36)
Slide 19 - Carte mentale
geef een voorbeeld van waarde
Slide 20 - Question ouverte
wat zijn subculturen
A
jongerenculturen
B
verschillende culturen binnen 1 cultuur
C
culturen die migranten meenemen naar nederland
Slide 21 - Quiz
wat is migratie
A
een vorm van gezinshereniging
B
op vakantie gaan naar een ander land
C
verhuizen naar een ander land
Slide 22 - Quiz
Je verhuist naar Amerika voor je werk. Wat ben je dan voor nederland?
Slide 23 - Question ouverte
Wat is een reden om te emigreren?
Slide 24 - Carte mentale
Wat is het verschil tussen een vluchteling en asielzoeker? (blz 49)