3D voortplanting les 7 (soa's)

SOA's
klas 3D
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

SOA's
klas 3D

Slide 1 - Diapositive

Wat denk je dat de afkorting SOA betekent?

Slide 2 - Question ouverte

Wat zijn soa's?
SOA = Seksueel Overdraagbarea Aandoening
Ook wel geslachtsziekte.

Een soa kan veroorzaakt worden door:
- Bacterie
- Schimmel
- Virus

Slide 3 - Diapositive

Welke soa's ken je allemaal?

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn soa's?
Hieronder zie je de meest voorkomende soa's en de symptomen

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel mensen krijgen ieder jaar een soa?
A
1 000
B
10 000
C
100 000
D
1 000 000

Slide 6 - Quiz

Hoe kun je besmet raken met een soa?
Door vaginale, anale of orale geslachtsgemeenschap

Sommige soa's kun je ook op andere manieren krijgen (bijvoorbeeld hiv/aids)
- Via bloed (besmette drugsnaald, piercing of tatoeage)
- Via moeder op kind, tijdens de zwangerschap, geboorte of borstvoeding

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat betekent het woord SOA ook alweer?

Slide 9 - Question ouverte

Hoe voorkom je een soa?
Op maar 1 manier: Veilig seks hebben!

Met een condoom 

Slide 10 - Diapositive

Wat moet je doen als je een soa denkt te hebben?
Een soa gaat nooit vanzelf over! Ook zonder klachten kun je ziek zijn.
Ga naar de huisarts en doe een soatest!
Een soatest doet geen pijn (vaak is het een urinetest of uitstrijkje)

Slide 11 - Diapositive

Wat vind jij? Wie moet een condoom meenemen?
A
Meisje
B
Jongen
C
Allebei

Slide 12 - Quiz

Aan het werk
Hoe?                      Opdracht 35 en 40 van 4.8 en 4.10
Hoe lang?            .....

Klaar?                   Begin met een samenvatting van hoofdstuk 4.


Slide 13 - Diapositive

Wat moet je doen als je denkt dat je een soa hebt?

Slide 14 - Question ouverte

Je kan een soa hebben zonder het te merken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wanneer maak je het uit?

Slide 16 - Diapositive

Je partner heeft je 1 keer geslagen.
A
Uitmaken
B
Niet uitmaken

Slide 17 - Quiz

Je partner zegt dat je niet naar je vrienden mag, want het is veel gezelliger met z'n tweetjes.
A
Uitmaken
B
Niet uitmaken

Slide 18 - Quiz

Je partner vindt jouw kledingstijl niet zo mooi en zegt dat je nieuwe kleren moet kopen.
A
Uitmaken
B
Niet uitmaken

Slide 19 - Quiz

Je partner heeft met iemand anders gezoend toen hij/zij dronken was.
A
Uitmaken
B
Niet uitmaken

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive