Week 38

Herzlich Willkommen!
Deutsch Periode 1 

1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen!
Deutsch Periode 1 

Slide 1 - Diapositive

Inhalt der Stunde
  1. Lernziele diese Stunde
  2. Präsentationen über München
  3. Wiederholung Wochentage, Es geht mir ...
  4. Grammatik: Sich vorstellen mit Verben (werkwoorden)
  5. Praktische Aufgabe in Woche 40 (uitleg filmproject)
  6. Aufgaben diese Woche

Slide 2 - Diapositive

1. Lernziele diese Stunde
Am Ende dieser Stunde kannst du ...
... iemand in het Duits begroeten en van iemand afscheid nemen.
... in het Duits vragen en antwoorden hoe het gaat. 
  • ... mezelf met behulp van de werkwoorden sein, haben, wohnen, heißen, lieben / mögen in het Duits voorstellen (naam - woonplaats - familie - hobby). 
  • ... iemand vragen hoe die heet, hoe oud hij/zij is, waar die woont en of diegene huisdieren heeft.

Slide 3 - Diapositive

2. Wiederholung 
Wochentage , Es geht mir... 


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Mir geht es ...

Slide 6 - Carte mentale

Mir geht es ...

Slide 7 - Carte mentale

Ich bin ...

Slide 8 - Carte mentale

Ich bin ...

Slide 9 - Carte mentale

Ich bin ...

Slide 10 - Carte mentale

Slide 11 - Vidéo

Die Zahlen
üben mit Quizlet

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

3. Sich vorstellen
Opdracht PowerPoint:

Maak een Powerpoint van jezelf, eventueel met foto's, en schrijf hoe je heet, hoe oud je bent, wie je familieleden en/of vrienden zijn, over huisdieren en hobby's in het Duits.



Slide 14 - Diapositive

4. Sich vorstellen: Das Verb sein
Belangrijk werkwoord!
  • Ich bin Nadine und ich bin 47 Jahre alt. Ich bin Deutschlerhrerin. 
  • Er ist mein Mann und mein bester Freund.Er ist Raymond und ist 56 Jahre alt.
  • Meine Mutter ist Deutsche. Mein Vater ist Italiener. 
  • Meine Kinder  sind meine Katzen. 

Dus: belangrijk werkwoord als je jezelf wilt voorstellen!

Slide 15 - Diapositive

4. Sich vorstellen: Das Verb sein
ik ben
ich bin
jij bent
du bist
hij/zij/het is
er/sie/es ist
wij zijn
wir sind
jullie zijn
ihr seid
zij (mv) zijn / u bent
sie sind / Sie sind
Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?
Textbuch, Seite 25
Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

Slide 16 - Diapositive

Wat valt je op aan het werkwoord 'sein'?

Slide 17 - Question ouverte

3. Sich vorstellen: Das Verb sein
ik ben
ich bin
jij bent
du bist
hij/zij/het is
er/sie/es ist
wij zijn
wir sind
jullie zijn
ihr seid
zij (mv) zijn / u bent
sie sind / Sie sind
  • Het is onregelmatig! Uit je hoofd leren!
  • De vormen wij (wir) & sie/Sie (zij, mv & U) zijn altijd hetzelfde!

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Vertel in het Duits hoe je heet:
Ik ben ______ (naam invullen).

Slide 20 - Question ouverte

Vertel in het Duits hoe oud je bent:
Ik ben ____ jaar oud (Jahre alt).

Slide 21 - Question ouverte

Vertel in het Duits dat dit jouw vader (met naam)is:
Dit (Dies) is mijn vader (Vater) ____ .

Slide 22 - Question ouverte

3. Sich vorstellen: Das Verb haben
Belangrijk werkwoord!
  • Ich bin Kitty. Ich habe blonde Haare. Ich habe blaue Augen.
  • Ich habe keine Haustiere. 
  • Mein Vater hat einen Hund. Der Hund ist Sam.  
  • Mein Bruder hat einen Sohn. Mein Cousin ist Owen. Er ist 16 Monate alt. 

Dus: belangrijk werkwoord als je jezelf wilt voorstellen!

Slide 23 - Diapositive

3. Sich vorstellen: Das Verb haben
ik heb
ich habe
jij hebt
du hast
hij/zij/het heeft
er/sie/es hat
wij hebben
wir haben
jullie hebben
ihr habt
zij (mv) hebben / u heeft
sie haben / Sie haben
Textbuch, Seite 25
Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

Slide 24 - Diapositive

3. Sich vorstellen: Das Verb haben
ik heb
ich habe
jij hebt
du hast
hij/zij/het heeft
er/sie/es hat
wij hebben
wir haben
jullie hebben
ihr habt
zij (mv) hebben / u hebt
sie haben / Sie haben
  • Het is onregelmatig! Uit je hoofd leren!
  • De vormen wij (wir) & sie/Sie (zij, mv & U) zijn altijd hetzelfde!

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Ergänze
Ich _________ braune Haare.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 27 - Quiz

Ergänze
Wir ________ heute Deutschunterricht.
A
habe
B
hast
C
haben
D
habt

Slide 28 - Quiz

Ergänze
Er ________ eine Katze.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 29 - Quiz

3. Sich vorstellen - met werkwoorden
Hallo! Ich heiße Tom. Ich wohne in London. Ich bin 26 Jahre alt. Ich liebe turnen, Fußball und tanzen. Einige Monate im Jahr wohne ich auch in New York. Meine Freundin wohnt in Los Angelos. Sie spielt in Filme. Sie liebt tanzen, singen und Musik hören. 
Textbuch, Seite 25
Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

Slide 30 - Diapositive

3. Sich vorstellen - met werkwoorden
Nederlands
Duits
ik woon
ich wohne
jij woont
du wohnst
hij/zij/het woont
er/sie/es wohnt
wij wonen
wir wohnen
jullie wonen
ihr wohnt
zij wonen / u woont
sie wohnen / Sie wohnen
  • Er is een basisvorm:               hele werkwoord - en 
  • Achter de basisvorm volgt een uitgang.
  • Dit geldt voor alle regelmatige werkwoorden, bijvoorbeeld: spielen - lieben - machen 
  • Ezelsbruggetje:
    (fe-) e-st-t-en-t-en

Slide 31 - Diapositive

3. Sich vorstellen - met werkwoorden
Hallo! Ich heiße Tom. Ich wohne in London. Ich bin 26 Jahre alt. Ich liebe turnen, Fußball und tanzen. Einige Monate im Jahr wohne ich auch in New York. Meine Freundin wohnt in Los Angelos. Sie spielt in Filme. Sie liebt tanzen, singen und Musik hören. 
  • Het onderwerp is altijd gekoppeld aan het werkwoord. (Onderwerp in een zin vinden met de vraag: Wie / Wat + persoonsvorm? - Wie wohnt = Meine Freundin (zij)).
  • Je hoort altijd een uitgang bij een werkwoordsvorm. 
  • Dit lijkt heel erg op het Nederlands!

Slide 32 - Diapositive

3. Sich vorstellen - met werkwoorden
Nederlands
Duits
ik heet
ich heiße
jij heet
du heißt
hij/zij/het heet
er/sie/es heißt
wij heten
wir heißen
jullie heten
ihr heißt
zij heten / u heet
sie heißen / Sie heißen
  • Duitsers houden er niet van om dubbele letters uit te spreken.  
  • Bij werkwoorden met een basisvorm op -s/ -ß/ -z krijg je bij de du-vorm geen extra -s. Die hoor je al!

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Wie ___________ du?
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 35 - Quiz

Vul in:
Ich _________ Tom.
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 36 - Quiz

Vul in:
Ich _________ in München.
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 37 - Quiz

Vul in:
Wo _________ du?
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 38 - Quiz

Vul in:
Tom _________ in New York.
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 39 - Quiz

Vul in:
Wie _________ seine Freundin?
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 40 - Quiz

Vul in:
Seine Freundin _________ MJ.
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 41 - Quiz

Vul in:
Was _________ Tom?
A
liebe
B
liebst
C
liebt
D
lieben

Slide 42 - Quiz

Vul in:
Tom _________ Fußball, tanzen und Musik.
A
liebe
B
liebst
C
liebt
D
lieben

Slide 43 - Quiz

Vul in:
Was _________ du?
A
liebe
B
liebst
C
liebt
D
lieben

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Diapositive

4. Uitleg filmproject
Praktische Aufgabe Periode 1 (telt 2x mee)
Filmprojekt "Das bin ich!" (in week 40 inleveren)

ToetsDuitsWeek40-du1
ToetsDuitsWeek40-du2




Slide 46 - Diapositive

5. Aufgaben dieser Woche
Aufgaben 
  • E. Mein Avatar und ich: TB, Seite 21 & AB, Seite 18 - 20
  • Antwoorden controleren
  • Opdrachten Padlet - Kwaliteitsbesef doen (kolom 1 t/m 4) & Opdracht 1 (kolom 7)

Lernen 
  • Mein Wortschatz: Seite 26- 29 (D-N & N-D)
D-N = van Duits naar Nederlands
N-D = van Nederlands naar Duits

Je leert de woordjes dus beide kanten op!

Slide 47 - Diapositive

6. Check der Lernziele 
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
  • ... mezelf met behulp van de werkwoorden sein, haben, wohnen, heißen, lieben in het Duits voorstellen (naam - woonplaats - familie - hobby). 


Beantwoord de volgende 5 vragen in het Duits in hele zinnen: 

Slide 48 - Diapositive

Vertel in het Duits welke kleur jouw ogen hebben:
bijv.: Ik heb groene ogen (grüne Augen).

Slide 49 - Question ouverte

Vertel in het Duits of jouw tante huisdieren heeft:
Bijv.: Zij heeft geen huisdieren (keine Haustiere).
Zij heeft een ... (ein Hund / eine Katze...)

Slide 50 - Question ouverte

Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:

Wie heißt du?

Slide 51 - Question ouverte

Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:

Wo wohnst du?

Slide 52 - Question ouverte

Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:

Was liebst du?

Slide 53 - Question ouverte