Introduction A,B,C et D

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Introduction - leçon 1

Présentation/Voorstelling

Matériel scolaire/Schoolmateriaal

Pourquoi le français?/Waarom Frans?

On y va!

Le matériel scolaire

Afspraken op school

-Mobiele telefoons worden tijdens de les opgeborgen in de kluis of de telefoontas.

-Jassen worden tijdens de les opgeborgen in de kluis of opgehangen aan de kapstok.

-Eten en drinken is alleen toegestaan in de centrale hal en op het schoolplein.

-Docent en leerlingen zijn op tijd in de les en blijven in het lokaal tot de bel gaat.

-Docent en leerlingen komen voorbereid in de les. Leerlingen hebben hun spullen bij zich.

-Iedereen gaat respectvol met elkaar om.

Le français pourquoi?

Hoeveel mensen ter wereld spreken er ongeveer Frans (1e & 2e taal)?

1. 200 miljoen
2. 300 miljoen
3. 400 miljoen
4. 500 miljoen

In hoeveel landen is het Frans een officiële taal?

1. 5
2. 9
3. 17
4. 29

Frans is een wereldtaal. Op welke plek staat de Franse taal?

1. 3e
2. 4e
3. 5e
4. 6e

Tu parles français sans le savoir!

Je gebruikt ongemerkt al een heleboel Franse woorden...... weet jij welke?

Als je jarig bent krijg je een...

Het huiswerk maak je aan jouw...

Nederlandse wapen

On y va !

Buts (doelen) A+B

-Tu peux dire comment tu t'appelles / Je kunt vertellen hoe je heet

-Tu peux comprendre des instructions françaises / Je kunt Franse instructies begrijpen

-Tu connais les mots qui ont à voir avec le matériel scolaire / Je kent de woorden die te maken hebben met schoolspullen

Se présenter - zichzelf voorstellen

Comment tu t'appelles?

Je m'appelle...

Comment il/elle s'appelle?

Il/Elle s'appelle...

Questions/Réponses 

Au travail ! 

Exercice 3 b et c page 9

(Exercice 4b page 10)

Exercice 6 page 11

Devoirs (huiswerk)

Vocabulaire A+B page 16

Introduction C+D

Buts (doelen)

-Tu connais les nombres jusqu'à 20 /Je kent de getallen tot en met 20 

-Tu comprends les consignes Françaises / Je kunt Franse opdrachtinstructies begrijpen

-Tu connais les jours de la semaine / je kent de dagen van de week

Les nombres de 0 à 20

0 : zéro

1 : un

2 : deux

3 : trois

4 : quatre

5 : cinq

6 : six

7 : sept

8 : huit

9 : neuf

10 : dix

11 : onze

12 : douze

13 : treize

14 : quatorze

15 : quinze

16 : seize

17 : dix-sept

18 : dix-huit

19 : dix-neuf

20 : vingt

Au travail !

-Exercice 7c page 12 avec la prof

-Dictée de nombres avec la prof

Les jours de la semaine (de dagen van de week)

Lundi

Mardi

Mercredi

Jeudi

Vendredi

Samedi

Dimanche

Au travail!

Exercice 10 page 14

Exercice 11 page 15

Devoirs (huiswerk) : Vocabulaire A+B