2BKT - Spelling H4 - Verkleinwoorden & moeilijke woorden

Spelling & werkwoordspelling 
Hoofdstuk 4
Verkleinwoorden & moeilijke woorden
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spelling & werkwoordspelling 
Hoofdstuk 4
Verkleinwoorden & moeilijke woorden

Slide 1 - Diapositive

DOEL

  • Je kan verkleinwoorden goed spellen; 
  • De moeilijke woorden uit Hoofdstuk 1 t/m 3 goed spellen;  

Slide 2 - Diapositive

Maak het verkleinwoord van: stoel

Slide 3 - Question ouverte

Maak het verkleinwoord van: boom

Slide 4 - Question ouverte

Maak het verkleinwoord van: ketting

Slide 5 - Question ouverte

Maak het verkleinwoord van: auto

Slide 6 - Question ouverte

Maak het verkleinwoord van: stem

Slide 7 - Question ouverte

Maak het verkleinwoord van: ring

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Even oefenen! 

Slide 10 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van: kauwgom

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: pudding

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: foto

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: pop

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: bloem

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: jongen

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: diner

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: glas

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van: crème

Slide 19 - Question ouverte

Dictee
Tijdens het proefwerk krijg je een dictee over de moeilijke woorden uit de paragrafen van spelling.

Deze woorden staan in de lijst die je ontvangt van je docent. We gaan nu oefenen met de spelling van deze moeilijke woorden! 

Slide 20 - Diapositive

MOEILIJKE WOORDEN 
Hoofdstuk 1 
1. apotheek
2. bladzijde
3. blauw
4. blokkade
5. chauffeur
6. etalage
7. februari
8. hoeveelheid
9. informatie
10. lichaam
11. nauwkeurig
12. oktober



13. patiënt
14. pyjama
15. tennisracket
16. reclame
17. schouder
18. seizoen
19. spiegel
20. televisie
21. temperatuur
22. theorie
23. twijfel
24. vrouwelijk

Slide 21 - Diapositive

MOEILIJKE WOORDEN
Hoofdstuk 2
1. benzine
2. bladzijde
3. detective
4. folder
5. informatie
6. misdrijf
7. nerveus
8. overzicht
9. scooter
10. talloze
11. twijfel
12. wiskunde


Hoofdstuk 3
1. bureau
2. cadeau
3. champignons
4. coupé
5. croissantje
6. douane
7. gefouilleerd
8. gourmetten
9. journalist
10. retour
11. souvenirs
12. toilet



Slide 22 - Diapositive

Hoe kun je de moeilijke woorden leren? 
  • Woordenlijst overschrijven; 
  • Laat je overhoren door een klasgenoot & schrijf de woorden correct op; 
  • Quizlet > open de link >  speller 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

GELEERD

  • Je kan verkleinwoorden goed spellen;
  • De moeilijke woorden uit Hoofdstuk 1 t/m 3 goed spellen;  

Slide 25 - Diapositive

Aan het werk met: 
Hoofdstuk 4  - Trainen: 
  • Taalverzorging - moeilijke woorden 
  • Taalverzorging 4 - Spelling 

Klaar?  



Slide 26 - Diapositive