U2 les periode 4 el físico

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

El objetivo de hoy es saber describir en español  a personas

Slide 2 - Diapositive

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior y contesta en holandés a estas preguntas:
1. Welke bepaalde lidwoorden ken je in het Spaans?
2. Welke onbepaalde lidwoorden ken je in het Spaans?
3. Wat betekent in het Spaans enige of enkele?
4. Welke vragen heb je nog naar aanleiding van de vorige les?
5. Welke vragen heb je nog naar aanleiding van het huiswerk?

Slide 3 - Diapositive

La preparación para hoy
Kies je huiswerk uit.
Wat ging goed tijdens de oefeningen wat kon beter? Wat beter moet, leer je totdat je het goed kent.
(Persoonlijke zinnen, familie, alle lidwoorden, regels geslacht zelfstandige naamwoorden met de uitzonderingen, meervoud, uitgangen regelmatige werkwoorden, vervoegingen van ser en tener)
Verder het uiterlijk leren alleen woordjes 1 t/m 12 ned-Spa, Spa-ned.

Slide 4 - Diapositive

A practicar con verbos
Crucigrama
timer
4:00

Slide 5 - Diapositive

A practicar con describir a personas
Waarom zou je moeten weten hoe je mensen beschrijft in het Spaans?
Denk in korte termijn en denk in lange termijn.
Schrijf nu zoveel mogelijk woorden die je kent over het uiterlijk, waarbij je minstens de ogen en het haar ook opschrijft!
En zet daarbij welk werkwoord je moet gebruiken in het Spaans (ser of tener?)
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

TENER (IE)
los ojos azules (blauwe ogen)
los ojos verdes (groene ogen)
los ojos marrones (bruine ogen)
los ojos negros (zwarte ogen)
el pelo rubio (blonde ogen)
el pelo negro (zwart haar)
el pelo castaño (bruin haar)
el pelo gris  (grijs haar)
una nariz grande (een grote neus)
una nariz pequeña (een kleine neus)

SER
gordito/gordita (dik)
delgado/delgada (dun)
alto/alta (lang)
bajito/bajita (klein)
feo/fea (lelijk)
guapo/guapa (knap)
calvo  (kaal)
pelirrojo/a  (roodharig)
hombre (man)
mujer (vrouw)
chico (jongen)
chica (meisje)

Slide 7 - Diapositive

Un ejercicio
Je krijgt nu in tweetallen  een persoon.
Je gaat van deze persoon het volgende opschrijven in het Spaans in je schrift:
1.  de ogen
2. het haar
3. lengte (zelf verzinnen)
4. omvang
5. leeftijd (zelf verzinnen)
6. naam (echte Spaanse naam niet van een klasgenoot)
7. familie (zelf verzinnen)
timer
4:00
llevar gafas (bril dragen)
llevar barba (een baard hebben)
llevar bigote (een snor hebben)

Slide 8 - Diapositive

La evaluación
Vertel aan je klasgenoot 3 zinnen in het Spaans die je vandaag in de les hebt geleerd over het uiterlijk.
timer
2:00

Slide 9 - Diapositive

La preparación para la siguiente clase
Kies je huiswerk uit.
(Persoonlijke zinnen, familie, alle lidwoorden, regels geslacht zelfstandige naamwoorden met de uitzonderingen, meervoud, uitgangen regelmatige werkwoorden, vervoegingen van ser en tener)
Verder het uiterlijk leren ned-Spa, Spa-ned van de bijlage van magister agenda

Slide 10 - Diapositive