Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
4.3 Binnen de muren van het klooster
Slide 1 - Diapositive
Planning
Voorkennis ophalen van het christendom
Uitleg over kerkvaders en Augustinus
Vragen over kerkvaders en Augustinus
Uitleg over het leven in een klooster
Vragen over het leven in een klooster
Les afsluiten, wil je ergens nog uitleg over.
Slide 2 - Diapositive
Welke beweringen over het Christendom zijn goed en welke zijn fout? (herhaling H3)
Goed
Fout
Joden en romeinen zagen Jezus als onruststoker en gevaar.
Het christendom is een monotheïstische godsdienst.
Jezus werd gezien als de messias, door de joden.
Met het tolerantie-edict maakte keizer Constantijn het christenodm een staatsgodsdienst.
Slide 3 - Question de remorquage
De kerkvaders
In de 4e en 5e eeuw na Chr. was het Christendom door het Romeinse Rijk verspreid.
De kerkleer (belangrijkste ideeën en regels) werd langzaam door de kerkvaders vastgelegd in hun boeken. Augustinus is de belangrijkste kerkvader.
De Leer van het christelijke geloof is dus in de vroege middeleeuwen vast gelegd.
Slide 4 - Diapositive
Een kerkvader is
?
Op de dia hierna is een filmpje, vergeet niet de Nederlandse ondertiteling aan te zetten. Na het filmpje komen er vragen over Augustinus.
A
Iemand die de verantwoordelijkheid heeft over een kerk.
B
Iemand die het christelijke geloof heeft bedacht.
C
Iemand die belangrijke ideeën en regels over het christendom vast legde.
D
Een ander woord voor messias.
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Vidéo
Augustinus, samenvatting van het vorige filmpje.
354 v.Chr.- 430 n.Chr.
Eén van de belangrijkste kerkvaders van het christendom.
Hij combineerde belangrijke opvattingen van Plato met christelijke opvattingen, dit schreef hij in het boek 'De stad van God'
Mensbeeld Augustinus
De boodschap van Augustinus was dat het geluk van de mens niet op deze wereld bereikt zal worden, maar wel in de hemel. Geluk op aarde is voor de mens niet weggelegd. Het echte leven zou pas na de dood beginnen. Alleen mensen die goed leefend en in Christus geloofden zouden door god worden uitgekozem om naar de Hemel te gaan. Dit staat allemaal beschreven in zijn boek: De stad van God
Slide 7 - Diapositive
Augustinus was een kerkvader hij leefde van 354 tot 430 voor Christus.
A
Dit was tijdens de middeleeuwen.
B
Dit was tijdens de oudheid.
C
Dit was tijdens de prehistorie
D
Dit was tijdens de vroeg moderne tijd
Slide 8 - Quiz
Plato en Augustinus dachten allebei na over:
A
Het christendom
B
De Leefregels van het christendom
C
Geluk
D
Liefde
Slide 9 - Quiz
Het bekendste boek van Augustinus is: Let op spelling, schrijf alleen de titel op.
Slide 10 - Question ouverte
Wat was de aanleiding voor Augustinus om het boek 'Stad van God' te schrijven?
A
De wrede acties van keizer Nero tegen de christenen.
B
De doop van Clovis.
C
Het tolerantie-edict van Constantijn.
D
Plundering van Rome.
Slide 11 - Quiz
In het boek 'Stad van God' staat beschreven dat
A
Het echte leven pas na de dood begon.
B
Je gelukkig moest zijn tijdens je leven op aarde.
C
Dat iedereen naar de hemel zou gaan, de stad van god.
D
Dat je zondig mag leven op aarde.
Slide 12 - Quiz
Hulp van God
Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar.
Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.
Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...
Op de achtergrond zie je allemaal geestelijken: iemand die door een bepaalde religieuze wijding, de bevoegdheid heeft gekregen om godsdienstonderricht te geven, bepaalde gewijde handelingen te verrichten en religieuze bestuursfuncties uit te oefenen.
Slide 13 - Diapositive
Paleizen voor de hoge geestelijken
Tussen 1309 en 1377 woonden de pausen niet in Rome, maar in de Franse stad Avignon. Dit was in die tijd hun paleis, het Palais des Papes (het paus paleis).
De Paus, de leider van de kerk, had in de Middeleeuwen enorm veel macht, soms zelfs meer dan een koning of keizer.
De Paus en andere hoge geestelijken, zoals bisschoppen, hadden veel grond en konden de baas zijn van een domein (soms zelfs meedere).
Ze woonden in enorme paleizen, vol luxe
Slide 14 - Diapositive
Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.
Slide 15 - Quiz
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden
Slide 16 - Quiz
Een vrouwelijke monnik wordt een non genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Het verzorgen en genezen van zieken was één van de taken van monniken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Monniken zijn geen geestelijken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
De kloosters voor de lage geestelijken
Lage geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak veel eenvoudiger.
Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen pacht van de boeren op hun land.
Slide 20 - Diapositive
Leven in een klooster
Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen
In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.
In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven.
Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk', bekijk maar in het volgende filmpje
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Hier is de slaapzaal. Alle monniken slapen in dezelfde ruimte. Monniken en nonnen leefden gescheiden. Men geloofde dat je kuis moest leven.
Om het klooster staat een kloostermuur. De muur beschermt de monniken tegen rovers en wilde dieren.
Dit is de landbouwgrond. De monniken verbouwen daar gewassen. Het kon ook zijn dat horigen daar herendiensten verrichten.
Dit is de kerk. Dit is het belangrijkste gebouw van het klooster. Hier bidden de monniken.
Dit is de eetzaal. Hier eten de monniken samen. Tijdens het eten leest één van de monniken voor uit de Bijbel.
Dit is de kloostergang. Alle gebouwen in het klooster worden verbonden door een kloostergang. Deze heeft een dak, zodat de monniken niet nat worden als het regent. De monniken gebruiken de kloostergang ook om te lezen en te bidden.
Dit is de kruidentuin. De monniken kweken zelf kruiden om te koken en om mensen beter te maken. Ze maken van sommige kruiden zalf, thee of olie. De monniken weten precies welk kruid zij nodig hebben.
In de ziekenboeg zorgen de monniken ook voor de zieken. Alleen zij kunnen medische boeken lezen en hebben ervaring met het verzorgen van zieken.
In het scriptorium (schrijfzaal) schreven monniken boeken over. Doordat er geen drukpers was moest dit met de hand. Een monik kon jaren doen over één boek.
De kerkasiel, de kerk stond altijd voor iedereen open. Kerkasiel werd in de 6e eeuw ontwikkeld door bisschop Gregorius van Tours. Dit betekende dat kerken het recht hadden voortvluchtigen asiel te verlenen. Onder andere in de jaren tachtig en negentig van de 20ste eeuw beriepen kerken in Nederland zich op dit kerkasiel. In de jaren tachtig nam de stroom vluchtelingen als gevolg van oorlogsgeweld toe en ontstond er een dringendere behoefte aan beter geregelde opvang voor asielzoekers. Ook de Nederlandse kerken wilden hieraan een steentje bijdragen.
De kerkasiel, de kerk stond altijd voor iedereen open. Kerkasiel werd in de 6e eeuw ontwikkeld door bisschop Gregorius van Tours. Dit betekende dat kerken het recht hadden voortvluchtigen asiel te verlenen. Onder andere in de jaren tachtig en negentig van de 20ste eeuw beriepen kerken in Nederland zich op dit kerkasiel. In de jaren tachtig nam de stroom vluchtelingen als gevolg van oorlogsgeweld toe en ontstond er een dringendere behoefte aan beter geregelde opvang voor asielzoekers. Ook de Nederlandse kerken wilden hieraan een steentje bijdragen.
Slide 23 - Diapositive
In de kloosters zag je veel kunst, monniken maakten dat zelf. Deze kunst moest ervoor zorgen dat iedereen zag hoe groot en goed God was. Hier zie je een gouden kruis, dit staat symbool voor de dood van Jezus.
Naast kunst deden de monniken en nonnen ook aan wetenschap. Zij onderzochten de wereld en het klooster was voor kinderen de enige plek waar zij les konden krijgen, een soort school dus.
In de middeleeuwen konden maar weinig mensen lezen en schrijven. Gelukkig konden de monniken en nonnen dat wel! In de kantlijn maakten zij vaak mooi en grappige tekeningen over het dagelijksleven.
Hier zie je een beed van de maagd Maria en het kindje Jezus. Voor de Katholieken was Maria erg belangrijk, omdat ze de moeder van Jezus was. Het katholicisme was de enige christelijke stroming in deze tijd. Later zou het protestantisme komen.
De geschoren kruin, de zogeheten ‘tonsuur’, betekende dat de monnik alle aardse geneugten heeft afgezworen. Met het scheren van het hoofd liet een man symbolisch alle ijdelheid achter zich zodat hij zich compleet op het geestelijke leven kon richten.
De kale kruin was bovendien een duidelijke boodschap aan vrouwen: lichamelijk contact wordt niet op prijs gesteld.
Ondanks dat het overschrijven van boeken echt 'monnikenwerk' was. Probeerde ze het zichzelf gemakkelijk te maken hier zie je een lessenaar, zodat monniken staant konden schrijven. Jullie tafels op school ziijn maar ouderwets. Aan de zijkant van de lessenaar zie je een stoffen doek, daarmee haalde ze inktdruppels van de veer af.
Hier zie je een voorraad kast met allemaal kruiden. Deze kwamen uit de kruidentuin van het klooster zelf. Hiermee probeerden ze zieken beter te maken.
Slide 24 - Diapositive
Wat word er bedoeld met 'Monnikenwerk'?
A
Werk wat erg moeilijk is.
B
Werk wat snel gedaan is.
C
Werk waar je veel geduld bij nodig hebt.
D
Werk wat lichamelijk erg intensief is.
Slide 25 - Quiz
Waarom was het overschrijven van een boek geen gemakkelijk werk. Gebruik 3 voorbeelden uit het filmpje.
Slide 26 - Question ouverte
Wat is een 'tonsuur'?
A
Overgeschreven boek
B
Ganzenveren pen
C
Kaal geschoren kruin
D
Biechthokje
Slide 27 - Quiz
Je mag gebruik maken van kerkasiel als je:
A
De wet hebt overtreden.
B
Vluchteling bent.
C
Gelovige burger bent.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 28 - Quiz
Zou je zelf in een klooster willen leven? Leg je antwoord uit.
Slide 29 - Question ouverte
Maak de juiste combinaties m.b.t. de geestelijken
Geestelijke
Monnik
Paus
Priester
Iemand met een functie in de kerk
Iemand in dienst van de kerk
Geestelijke die leeft in een klooster
Hoogste geestelijke leider van de kerk
Slide 30 - Question de remorquage
Plaats hier een foto van wat jij het stomste klusje in het klooster zou vinden. Leg ook uit waarom jij voor deze foto hebt gekozen.
Slide 31 - Question ouverte
Wil je nog ergens extra uitleg over? Zo ja, waarover?