Argo 4 (deel 2)

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel lidwoorden staan er in deze Griekse tekst?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel persoonsvormen in de derde persoon enkelvoud staan er in de Griekse tekst?
A
0
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Welk Grieks tekstelement is onderwerp in de zin
"Την δε Ῥεαν ἀει ἡ λυπη τειρει"?
A
την Ῥεαν
B
ἀει
C
ἡ λυπη
D
τειρει

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welk Grieks tekstelement is lijdend voorwerp in de zin
"Τελος δ' ἡ θεα δολον ἐπινοεῖ."?
A
τελος
B
ἡ θεα
C
δολον
D
ἐπινοεῖ

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Wie is onderwerp in de zin

"Το γαρ νεωτατον τεκνον κρυφα τικτει"?
A
Rhea
B
Kronos
C
Zeus

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

εἰς την Κρητην

Slide 15 - Diapositive

Welke plek wordt er bedoeld met

εἰς την Κρητην
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Welk van de onderstaande Griekse woorden is géén woord waarmee Zeus bedoeld wordt?
A
δολον
B
τεκνον
C
υἱον
D
νεανισκον

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel persoonsvormen bevat de Griekse tekst?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Welke van de volgende Griekse tekstelementen bevat geen accusativus?
A
ἀντι του τεκνου
B
λιθον ἐσπαργανωμενον
C
προς τον Κρονον

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Wat is de wetenschappelijke benaming van woorden als
ἀντι en προς?
A
postpositie
B
prepositie
C
prefix
D
suffix

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Hoevaak staat er een iota subscriptum in de tekst?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Wat is de wetenschappelijke benaming voor een vorm als
ἐμειν?
A
indicativus
B
imperativus
C
infinitivus
D
nominativus

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Wat zijn de Griekse namen van
τους ἀδελφους?

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Diapositive

Wat zijn de Griekse namen van
τας ἀδελφας?

Slide 39 - Question ouverte

Slide 40 - Diapositive