verbindingswoorden oefenen


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
verbindingswoorden
D
uitdrukkingen
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
verbindingswoorden
D
uitdrukkingen

Slide 1 - Quiz


 Hoe mag je verbindingswoorden ook noemen?
 Vraag 3 van 10
A
signaalwoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 2 - Quiz


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 3 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 verbindingswoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 4 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 verbindingswoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 5 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 verbindingswoorden daardoor en zodat?
 Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 6 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een boek, een zak snoep en een een voetbal.
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 7 - Quiz


 In welke zin wijzen de verbindingswoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 10 - Diapositive


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 11 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 12 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 13 - Diapositive


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 14 - Question ouverte


  Op welk tekstverband wijst het signaalwoord omdat?

Slide 15 - Question ouverte

 Opdracht 3

Slide 16 - Diapositive


 Welk verbindingswoord    
 hoort op het laatste stippellijntje?

Slide 17 - Question ouverte


  Op welk tekstverband wijst
  het verbindingswoord 'dus'?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

 Opdracht 4

Slide 19 - Diapositive

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 20 - Question de remorquage

 Opdracht 5

Slide 21 - Diapositive


 Welk verbindingswoord dat wijst ohet tekstverband oorzaak-gevolg
 staat in zowel zin 4 als 7?

Slide 22 - Question ouverte


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 23 - Quiz