Onderhandse en hypothecaire lening (18.1/2 havo en 19.1/2 vwo)

18.1/19.1 Onderhandse Lening
Dit is een lening op lange termijn die door 1 geldgever wordt verstrekt.
Direct overleg over bijv. rente, aflossingsschema etc.
Vaak door familieleden verstrekt (vooral bij startende bedrijven)

Nadeel: niet alles wordt goed vastgelegd

Regelmatig is deze lening een Achtergestelde lening
Daardoor is het voor ondernemer makkelijker om andere leningen aan te trekken.

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

18.1/19.1 Onderhandse Lening
Dit is een lening op lange termijn die door 1 geldgever wordt verstrekt.
Direct overleg over bijv. rente, aflossingsschema etc.
Vaak door familieleden verstrekt (vooral bij startende bedrijven)

Nadeel: niet alles wordt goed vastgelegd

Regelmatig is deze lening een Achtergestelde lening
Daardoor is het voor ondernemer makkelijker om andere leningen aan te trekken.

Slide 1 - Diapositive

18.2/19.2 Hypothecaire leningen
Wat voor soort lening is dit?
Geldnemer = Hypotheekgever (eigenaar) 
Geldgever = Hypotheeknemer  (bank)

Lineaire hypotheek en de Annuiteiten hypotheek
Wat is het verschil?

Interestkosten zijn gewoon bedrijfskosten voor een onderneming.

Slide 2 - Diapositive

Hypothecaire leningen

Presentatie ‘hypothecaire leningen’ 
(volgende slide)


Let op: renteaftrek voor Inkomstenbelasting is onderdeel van hoofdstuk 8 "Wonen" en geldt niet voor bedrijven.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Welke hypotheek heeft gelijke bruto maandlasten?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïtaire hypotheek
C
Beide

Slide 5 - Quiz

Bij welke hypotheek wordt het aflossingsbestanddeel van de bruto maandlast steeds groter?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïtaire hypotheek
C
Beide

Slide 6 - Quiz

Wat is een hypotheek?
A
Een geldlening voor een huis
B
Een geldlening voor een onroerend goed
C
Een langlopende lening
D
Het recht van de bank om jouw onroerend goed te mogen verkopen.

Slide 7 - Quiz

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 8 - Quiz

Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 9 - Quiz

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 10 - Quiz

Hypotheek
A
Eigen vermogen
B
lang vreemd vermogen
C
kort vreemd vermogen

Slide 11 - Quiz