WOE 13/09/23 - 1C - Grammatica les 3

GRAMMATICA
Mevrouw Duinhouwer
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

GRAMMATICA
Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Twee toetsen:
Toets 1: Redekundig ontleden
Toets 2: Taal- en redekundig ontleden

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Wat valt je op aan het taalgebruik
van de GVR?

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

DE PERSOONSVORM
Hoe vind je de persoonsvorm?

1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd)
2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom
3. De zin vragend maken (enkelvoudige zinnen!)

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.





Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

ZINSDEELPROEF
Stappenplan zinsdelen (zinsdeelproef):
- Onderstreep de PV.
- Zet zinsdeelstrepen voor en achter de PV. 
- Kijk welke woorden je samen voor de PV kunt zetten. 
- Zet de zinsdeelstrepen op de juiste plaats. 
- Eindig de zin met twee zinsdeelstrepen.

Slide 13 - Diapositive

ZINSDELEN
Voorbeelden:
| Klas 1A | heeft | een druk programma | vandaag.||
     
| Vandaag | heeft | klas 1A | een druk programma.||
 
| Een druk programma | heeft | klas 1A | vandaag.||
 

Slide 14 - Diapositive

Noteer in je schrift
Verdeel de zin in zinsdelen: 
Pieter en Simone  gaan vandaag naar de stad.
De werknemer heeft gisteren hard gewerkt.
Het meisje met de blonde haren is aan het lachen.


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Opdrachten
  • Maak de instaptoets Redekundig ontleden in Learnbeat
  • KERN: opdrachten 1 t/m 5, 7 en 8 (blz. 98-99)

Als je de opdrachten tijdens de les niet af hebt, maak je deze thuis verder af...dus huiswerk ;-)




Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Opdrachten
  • Maak de instaptoets Redekundig ontleden in Learnbeat af
  • KERN: opdrachten 1 t/m 5, 7 (blz. 98-99)


Als je de opdrachten tijdens de les niet af hebt, maak je deze thuis verder af...dus huiswerk ;-)




Slide 25 - Diapositive

Lesprogramma (06-09-2023)
  • Onderwerp: korte uitleg
  • Instaptoets Redekundig ontleden in Learnbeat maken






Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

DE PERSOONSVORM
Hoe vind je de persoonsvorm?

1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd)
2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom
3. De zin vragend maken (enkelvoudige zinnen!)

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.





Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
1. Je zoekt eerst de persoonsvorm (pv). Maak de zin vragend, dan komt dit werkwoord
    vooraan in de zin te staan. Of zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.
2. Zet er een streep vóór en achter.
3. Je kijkt of er andere werkwoorden in de zin staan. Als die er zijn, zet je er ook een
    streep vóór en achter.
    Belangrijk: Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (WG)
4. Alle woorden die al vóór de pv staan, vormen één zinsdeel.
5. Je gaat de overgebleven woorden vóór de pv proberen te zetten. Dat doe je met zoveel
    mogelijk woorden en de zin moet blijven kloppen.

Slide 33 - Diapositive

Uitleg zinsopbouw
Een zin bestaat standaard uit twee basisdelen.
- een deel dat zegt wat de handeling is (= werkwoordelijk gezegde)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (= onderwerp)
   vb: Fieke tekent. 

Deze zin kun je uitbreiden door er zinsdelen aan toe te voegen. Die geven extra informatie over bijvoorbeeld: wat, wie aan wie , met wie, wanneer, waar, waarmee, waardoor?
* Fieke / tekent / graag / paarden.
* Fieke / tekent / een paard / met een potlood.
* Fieke / heeft / gisteren / voor haar oma / een paard / getekend / met een potlood.

Slide 34 - Diapositive

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quiz

Maak met de zinsdelen een goede zin
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.

Slide 36 - Question de remorquage

Maak met de zinsdelen een goede zin
Willem 2
weer
Zal
gaan winnen?
de volgende wedstrijd
tegen NAC

Slide 37 - Question de remorquage

Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoorden' en alles wat geen werkwoord is naar 'Geen werkwoord'.
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede bedoelingen
verhuizen
heb willen houden
zijn
zijn hond

Slide 38 - Question de remorquage

OPDRACHT
  • Instaptoets maken in Learnbeat
  • Opdrachten maken: Kern opdracht 1 + 4

Slide 39 - Diapositive

Lesprogramma (12-09-2023)
  • Werkwoordelijk gezegde: uitleg
  • Learnbeat: instaptoets Redekundig ontleden afmaken en inleveren






Slide 40 - Diapositive

LEERDOELEN
Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is
Ik kan het werkwoordelijk gezegde herkennen en benoemen in een zin

Slide 41 - Diapositive

Vorige les

Slide 42 - Diapositive

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
1. Je zoekt eerst de persoonsvorm (pv). Maak de zin vragend, dan komt dit werkwoord
    vooraan in de zin te staan. Of zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.
2. Zet er een streep vóór en achter.
3. Je kijkt of er andere werkwoorden in de zin staan. Als die er zijn, zet je er ook een
    streep vóór en achter.
    Belangrijk: Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (WG)
4. Alle woorden die al vóór de pv staan, vormen één zinsdeel.
5. Je gaat de overgebleven woorden vóór de pv proberen te zetten. Dat doe je met zoveel
    mogelijk woorden en de zin moet blijven kloppen.
Vorige les

Slide 43 - Diapositive

Pak pen en papier. 
Schrijf alle werkwoorden op die je hoort!


Slide 44 - Diapositive



Welke werkwoorden heb je genoteerd?

Slide 45 - Diapositive

Wat weet je al over het werkwoordelijk gezegde?

Slide 46 - Carte mentale

Wat is een werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit het werkwoord en eventuele andere woorden die daarbij horen.
LET OP!
  • Scheidbare  werkwoorden: mijn oma belt me elke avond op. Belt en op horen bij het werkwoordelijk gezegde
  • Wederkerende werkwoorden: Ik realiseerde me dat gisteren. Zich realiseren is het hele werkwoord
  • De woorden 'te' of 'aan' horen bij het werkwoordelijk gezegde. Mijn moeder zit te zeuren. Mijn moeder is weer aan het zeuren.
  • Een vaste uitdrukking met een werkwoord (werkwoordelijke uitdrukking). Ik ga uit mijn dak

Slide 47 - Diapositive

OPDRACHT
  • Learnbeat: instaptoets Grammatica afmaken. 
       Einde van de les inleveren 


  • Opdrachten maken: Kern opdracht 1 + 4 
        blz. 102 + 104
Klaar? Learnbeat -> Grammatica -> C. Werkwoordelijk gezegde

Slide 48 - Diapositive