2.1 De Grieken

Leerdoelen
  • Je kunt drie kenmerken noemen van Griekse stadstaten.
  • Je kunt uitleggen hoe en door wie de Griekse stadstaat Athene bestuurd werd.
  • Je kunt uitleggen welke rol godenverhalen en wetenschap hadden in de Griekse cultuur.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
  • Je kunt drie kenmerken noemen van Griekse stadstaten.
  • Je kunt uitleggen hoe en door wie de Griekse stadstaat Athene bestuurd werd.
  • Je kunt uitleggen welke rol godenverhalen en wetenschap hadden in de Griekse cultuur.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Stadstaten
  • Het huidige Griekenland was 800 v.C. nog niet 1 land
  • Het bestond uit ongeveer 700 verschillende stadstaten (poleis).  
  • De meeste waren heel klein en hadden zo’n 1.000 inwoners; alleen Sparta en Athene waren veel groter.
  • Het was moeilijk om voedsel te verbouwen in de smalle bergdalen. De Grieken dreven daarom veel handel. Ook voerden de stadstaten veel oorlog om landbouwgrond

Slide 3 - Diapositive

Verschillen en overeenkomsten tussen de stadstaten
Verschillen:
  • Politiek: In sommige stadstaten waren koningen aan de macht, in andere hadden de rijken het voor het zeggen. Elke stadstaat had zijn eigen wetten.
Overeenkomsten:
  • cultureel: In iedere stadstaat werd Grieks gesproken, werden dezelfde goden vereerd en werden op dezelfde manier tempels gebouwd. Toch voelden Grieken zich in de eerste plaats inwoner van hun eigen stadstaat en pas in de tweede plaats Griek.
  • economisch: De meeste mensen in een Griekse stadstaat leefden van de landbouw. Ze verbouwden vooral graan, druiven en olijven. Ook dreven ze veel handel.

Slide 4 - Diapositive

Athene en de democratie!
  • Lange tijd werd Athene bestuurd door een kleine groep rijke mannen. 
  •  rond 500 v.C. kreeg een grotere groep mannen burgerrechten – in ruil voor hun hulp bij de verdediging van de stad –
  • Hierdoor mochten ze meebeslissen in het bestuur. Dit noemen we democratie.
  • Niet alle inwoners van Athene waren burgers. Je was in Athene burger als je vrij was, man was, in Athene was geboren en ouder was dan 18 jaar.

Slide 5 - Diapositive

De volksvergadering en raad van 500
  • de volksvergadering was een bijeenkomst waarin burgers wetten goed- of afkeurden en besluiten namen over oorlog en vrede. 
  • Zo’n 6.000 burgers namen deel aan de volksvergadering.
  • Een kleinere groep van 500 burgers deed voorstellen voor nieuwe wetten (de raad van 500).
  • Elk jaar werd door loting bepaald wie er in deze raad van 500 zaten om te voorkomen dat iemand te veel macht zou krijgen.

Slide 6 - Diapositive

Ongelijkheid in Athene
  • In Athene bestond grote ongelijkheid onder de inwoners van de stadstaat. 
  •  Slaaf werd je als je tijdens een oorlog gevangen werd genomen of als slaaf werd geboren (als je ouders slaaf waren)
  •  Een slaaf is onvrij en heeft geen burgerrecht. Ongeveer een derde van de bevolking was slaaf.
  • Ook vrouwen en mensen van buiten Athene hadden geen burgerrecht. Vrouwen moesten het huishouden doen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Godenverhalen en wetenschap
  • De Grieken waren nieuwsgierig en zochten voor alles verklaringen (bijvoorbeeld natuurrampen, ziekte, dood)
  • De Grieken vonden die verklaringen in godenverhalen, die we mythen noemen. 
  • Daarom bouwden de Grieken tempels voor hun goden en offerden priesters aan de goden om hen tevreden te houden
  • Elke Griekse god had een eigen taak: Zeus was de oppergod. Zijn broers Poseidon en Hades heersten over zee en onderwereld.
Hera, de vrouw van Zeus en godin van het huwelijk

Slide 9 - Diapositive

Griekse wetenschap
  • Vanaf 600 v.C. waren er Grieken die deze mythen niet meer geloofden.
  •  Zij probeerden met onderzoek en logisch nadenken te begrijpen waarom bijvoorbeeld mensen ziek werden.
  • Het zoeken naar verklaringen en bewijzen door iets nauwkeurig te onderzoeken noemen we wetenschap.
  • Socrates, Plato en Aristoteles worden gezien als de grootste denkers uit de klassieke Oudheid

Slide 10 - Diapositive

Begrippen
  • stadstaat: een stad en het gebied rondom de stad. 
  • burgerrecht: mensen met bepaalde rechten in een staat, zij mochten bijvoorbeeld meebeslissen in het bestuur.
  • democratie: een vorm van bestuur waarbij het volk via stemming meebeslist wie de bestuurders zijn.
  • burger: iemand met burgerrecht.
  • volksvergadering: een bijeenkomst van burgers waar wetten werden goedgekeurd of afgekeurd en besluiten werden genomen.
  • ongelijkheid: verschillen tussen mensen in bezit, macht of rechten.
  • slaaf: een slaaf is iemand die het eigendom is van iemand anders. Een slaaf is dus onvrij en heeft geen rechten.
  • mythe: een verhaal over goden of halfgoden, of een verhaal dat voor waar wordt aangenomen, maar niet helemaal op feiten berust.
  • wetenschap: het verzamelen van kennis door een verschijnsel te onderzoeken. Wetenschappers zoeken naar verklaringen en proberen bewijzen te vinden van hoe de wereld om ons heen in elkaar zit.
  • oudheid: de periode tussen 3000 v.C. en 500 n.C., waarin de Griekse en Romeinse cultuur bloeiden.





Slide 11 - Diapositive