2.4/2.5 Weet je het nog + TT/VT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 2
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.	Lesdoel (+ minicheck)
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Neem het boek en schrift van Nederlands voor je.

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Zelfstandig leren

- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

Niemand

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Gijs, Abdimalik, Liz, Noah, Luca, Justin, Chill. 

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

Senn, Lars, Sem en Joey

3. Lesdoel

Aan het einde van de les kun je:

- benoemen wat werkwoorden zijn. 

- werkwoorden in een zin vinden. 

- benoemen of een zin in de tegenwoordige tijd (TT) OF          

   verleden tijd (VT) staat. 

Verdiept arrangement:

Niemand 

Huiswerk noteren + maken:

Les: 2.4/2.5

blz.:  60 t/m 62

opdr.: 9 t/m 11

Minicheck

Quiz mee!

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Marieke heeft een granaat gevonden in de speeltuin.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Welke van de volgende woorden is een werkwoord?

1. enorm
2. jullie
3. nemen
4. school

In welke tijd staat onderstaande zin?
Mike rende naar de supermarkt.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Wie maakt wat:

3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag;

Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11

De rest doet mee met de instructie!

4. Instructie

- Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. 

Dus; DOE-woorden.

Let op!: ook (vormen van) worden, hebben, zijn --> werkwoorden!

Noteer het werkwoord:
Hij eet het liefst vanille-ijs.

Noteer het werkwoord:
Vind jij dit een leuk vak?

TT: Tegenwoordige tijd

NU

T

VT : Verleden Tijd

TOEN

Ik fietste naar de supermarkt.

1. TT
2. VT

Ik schrok van de knal.

1. TT
2. VT

Iedereen zit op zijn eigen plek.

1. TT
2. VT

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (Gijs, Abdimalik, Liz, Noah, Luca, Justin, Chill. )?

Lees en maak les 2.4/2.5, opdr. 9 t/m 11. 

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (Senn, Sem, Lars en Justin)? kom aan de instructietafel zitten. 

Dan gaan we samen aan de slag. 

6. Zelfstandig werken

Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:

V: Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11 --> niemand 

B: Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11  --> Gijs, Abdimalik, Liz, Noah, Luca, Justin, Chill

I: Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11 --> Senn, Sem, Lars en Justin

Ben je klaar?

1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 

2. Huiswerk ander vak afmaken. 

3. Leren toets / lezen / woordzoeker.

7. Evaluatie

- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 

Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 

De les Nederlands was heel erg leuk.

1. TT
2. VT

Ik begrijp het verschil tussen de TT en VT goed.

1. TT
2. VT

Alle leerlingen zitten in het lokaal (TT).
Alle leerlingen ............. in het lokaal (VT).
Vul het juiste woord in.

Ik weet het verschil tussen VT en TT

010

Afsluiting

Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Lukt het je om vragen die woorden gesteld uit een tekst te halen?

Heb je nog ergens hulp bij nodig?