Duits les 3 sein en de vraagwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Willkommen!

Das Programm für Heute

- Start

- Luisteropdracht

- Herhaling 

- De vraagwoorden

-Opdracht LessonUp

-Opdracht boek

Welche Zahl hörst du?

1. 14
2. 16
3. 13
4. 12

Welche Zahl hörst du?

1. 8
2. 9
3. 19
4. 2

Welche Zahl hörst du?

1. 21
2. 16
3. 20
4. 21

Welche Zahl hörst du?

1. 20
2. 16
3. 21
4. 28

Hören

Je krijgt een filmpje 2x te zien. 

Probeer zoveel mogelijk details te noteren.

Straks krijg je een aantal vragen over de inhoud. 

Waarom zouden Dinosauriërs in deze tijd moeilijk kunnen leven?

Am Ende der Stunde:

• Heb ik luistervaardigheid geoefend 
• Ken ik de vraagwoorden in het Duits.
• Weet ik de vertalingen van de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits.
• Ken ik het rijtje van het werkwoord sein. 

Hören

Je krijgt een filmpje 2x te zien. 

Probeer zoveel mogelijk details te noteren.

Straks krijg je een aantal vragen over de inhoud. 

Wat wordt er veel over haaien gezegd?

1. Haaien zijn gevaarlijk voor de mens
2. Haaien zijn heel groot (meestal groter dan 7 meter)
3. Haaien zijn bang voor de mens

Waarom vallen haaien mensen aan?

1. Ze worden agressief van mensen.
2. Ze ruiken mensen al van een grote afstand
3. Meestal uit vergissing, omdat hun zicht belemmerd wordt.

Welke haaisoort kan 2 maanden zonder eten?

1. De hamerhaai
2. De tijgerhaai
3. de witte haai

Vanaf hoeveel kilometer ruiken haaien bloed?

1. 2
2. 3
3. 5
4. 7

Haaien komen af op mensenbloed

1. Juist
2. Onjuist

Wie is de grootste vijand van de haai?

1. De walvis
2. De kwal
3. De mens

Weißt du noch?

Schreibe auf Deutsch die Farben: rood, blauw, groen, grijs en bruin

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.

gelb

blau

schwarz

grau

rot

grün

weiß

orange

rosarot

braun

zwanzig

sechzehn

zwei

sieben

neun

dreizehn

ich

du

sie

er

es

man

wir

ihr

sie

Sie

IK

U

ZIJ MV.

JULLIE

WIJ

MEN

HET

ZIJ EV.

HIJ

JIJ

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Wie alt (bent u)?

(Hij is) 13 Jahre alt.

Wo (ben jij) geboren?

(Ik ben) in Berlin geboren.

(Het is) eine schöne Stadt.

sind Sie

er ist

bist du

ich bin

es ist

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Wie alt (bent u)?

(Hij is) 13 Jahre alt.

Wo (ben jij) geboren?

(Ik ben) in Berlin geboren.

(Het is) eine schöne Stadt.

sind Sie

er ist

bist du

ich bin

es ist

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

hoe = wie

wanneer= wann

Waarvandaan= woher

Wie

Wat

Wanneer

Hoe

Waar

Waarvandaan

wer

wo

wie

was

wann

woher

Wat betekent ''was''?

1. waar
2. wie
3. wanneer
4. wat

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?

1. waar
2. wie
3. wanneer
4. hoe

Wat betekent wer?

1. wie
2. hoe
3. wat
4. waar

________ kommst du morgen? Um halb 10

1. wer
2. wie
3. wann
4. woher

_______ heißt du?

1. was
2. wie
3. wo
4. wann

______ kommst du? Freitag

1. wer
2. wie
3. was
4. wann

Hausaufgaben 

Maken 

E Sprechen 14  & 18

D Grammatik 10 & 12

Leren woorden N-D heten t/m waar