SEMANA 40 - VERBOS U6, PREPOSICIONES, USOS TENER

• Spaans
• WO
• Studiejaar 2

Objetivos Doelen

En esta clase... 

1. ...practico el vocabulario de la U6 

2. ...aprendo los verbos: salir, volver, encontrar y pensar

3. ...recibo ayuda para hacer la tarea práctica krijg ik hulp voor het maken van de praktische opdracht

LT p 199 (voca)

kahoot

salir, volver, encontrar, pensar

salir - vertrekken

salgo

sales

sale

salimos

salís

salen

¡Sal! / ¡Salid!

volver - terugkeren

vuelvo

vuelves

vuelve

volvemos

volvéis

vuelven

¡Vuelve! / ¡Volved!

encontrar - vinden

encuentro

encuentras

encuentra

encontramos

encontráis

encuentran

¡Encuentra / ¡Encontrad!

pensar - denken

pienso

piensas

piensa

pensamos

pensáis

piensan

¡Piensa! / ¡Pensad!

Receta - medidas y envases

Let op, na gramo(s)/kilo(s)/litro(s) volgt altijd het woordje 'de': 

Para preparar una paella, necesitas 160 gramos de arroz.

Maar na een getal niet: También necesitas una cebolla (een ui).

Zie ook LT p 178

Receta - vocabulario

• Werkwoorden koken: video
• Woordjes keukengerei: video
• Woordjes voedingsmiddelen: video

EXTRA: voorbeeld-kookvideo

Er wordt Spaans gesproken in deze video's, 

maar je kunt alles begrijpen door te kijken naar het beeld.

Deberes Huiswerk

- haced y corregid: LE p 48 ejs 6,7

- estudiad: voca LT p 200

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ...terminamos la unidad 6 ronden we hoofdstuk 6 af:

- usos de tener gebruik van tener 

- verbos con preposiciones werkwoorden met voorzetsels

Tener vs. tener que

Si tienes una mascota, tienes que cuidarla bien.

Als je een huisdier hebt, moet je er goed voor zorgen.

Tener ...

Hay más usos de 'tener' Er zijn meer manieren waarop je 'tener' kunt gebruiken

Usar verbos con preposiciones Werkwoorden gebruiken met voorzetsels

Es importante saber qué preposiciones van con qué verbo. Het is belangrijk om te weten welke voorzetsels met welke werkwoorden gaan.

¡Combinad! Combineer!

denken aan (je huisdier, je vriendje...)

teruggaan naar (huis, het lokaal...)

zin hebben in (eten, een filmpje kijken, de vakantie...)

ergens binnen zijn (thuis, op school, in je kamer...)

bij iemand zijn (je vrienden, je ouders...)

naar buiten gaan om (de hond uit te laten, een rondje te rennen...)

vertrekken zonder (jas, sleutels...)

komen uit (Nederland, Spanje...)

estar en

estar con

volver a

salir a

tener ganas de

ser de

salir sin

pensar en

Deberes Huiswerk

- haced y corregid: LE p 47 ej 2 + LE p 48 ej 4

- estudiad: LT p 201

PO (VÓÓR 14 OKTOBER)

- BOEKJE IN BAK BOVEN MIJN POSTVAKJE

- FILMPJE VIA MAGISTER OPDRACHTEN