theorie leesvaardigheid 5 havo

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4,5

noem twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.

Welke functies kan een titel hebben?

1. activeren
2. aandacht trekken
3. informeren
4. overtuigen

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?

1. Het onderwerp introduceren
2. aandacht trekken
3. een korte samenvatting geven
4. een advies geven

welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?

1. ook, daarom, en
2. tevens, daarnaast, ook
3. en, want, ten eerste
4. ten eerste, omdat, als laatste

Wat wordt bedoeld met 'aanleiding van een tekst'?

1. Lezers aanraden om iets wel of niet te doen
2. De reden waarom iemand over een onderwerp schrijft
3. mensen zover krijgen dat ze jouw mening overnemen
4. De eerste alinea van een tekst

noem twee signaalwoorden die een oorzaak-gevolg verband aangeven

Wat is het tekstdoel van een betoog?

1. opiniëren
2. informeren
3. amuseren
4. overtuigen

welke signaalwoorden gebruik je om een tegenstellend verband aan te geven?

1. ook
2. daarnaast
3. maar
4. tevens

wat is het tekstdoel van een beschouwing?

1. opiniëren
2. informeren
3. overtuigen
4. amuseren

wat wordt er bedoeld met een kernzin?

Wat hoort er niet thuis in een samenvatting?

1. argumenten
2. voorbeelden
3. signaalwoorden
4. hoofdgedachte

WANNEER IS ER SPRAKE VAN EEN ONDERSCHIKKENDE ARGUMENTATIE?

wat is het verschil tussen een onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?

1. onderwerp: samenvatting van de tekst hoofdgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.
2. onderwerp: een à twee woorden hoofdgedachte: samenvatting van de tekst.
3. onderwerp: belangrijkste zin uit de tekst hoofdgedachte: belangrijkste zin uit de tekst
4. onderwerp: een à twee woorden hoofgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.

welke signaalwoorden geven een vergelijkend verband aan?

1. net als, tenzij, indien
2. net als, zoals, eveneens
3. net als, tenzij, om kort te gaan
4. net als, tenzij, aldus

noem drie signaalwoorden die een reden/verklaring aangeven

1. want, immers, dus
2. omdat, zodat, echter
3. daarom, als, omdat
4. waarom, namelijk, immers

wanneer is er sprake van een nevenschikkende argumentatie?