Theorie leesvaardigheid mavo 4
Wat doet een schrijver bij het tekstdoel 'informeren'?
A
Informatie geven, iets nieuws vertellen
B
Uitleg of instructie geven
C
De lezer zelf een mening laten vormen
D
De lezer vermaken
1 / 11
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Wat doet een schrijver bij het tekstdoel 'informeren'?
A
Informatie geven, iets nieuws vertellen
B
Uitleg of instructie geven
C
De lezer zelf een mening laten vormen
D
De lezer vermaken
Slide 1 - Quiz
Wat doet de schrijver bij het tekstdoel 'mening geven'?
A
Informatie geven, iets nieuws vertellen
B
De lezer overhalen iets te doen
C
De lezer zelf een mening laten vormen
D
De lezer vermaken
Slide 2 - Quiz
Wat doet de schrijver bij het tekstdoel 'amuseren'?
A
Uitleg of instructie geven
B
De lezer overhalen iets te doen
C
De lezer zelf een mening laten vormen
D
De lezer vermaken
Slide 3 - Quiz
Koppel de juiste omschrijving aan de leesmanier.
Grondig lezen
Oriënterend lezen
Zoekend lezen
De soort tekst bepalen, het onderwerp voorspellen en bepalen waarom je de tekst leest.
Niet de hele tekst lezen, maar gericht zoeken naar informatie.
Actieve leeshouding: vragen stellen, bedenken wat je al weet, dingen oplossen die je niet begrijpt.
Slide 4 - Question de remorquage
Wat doet de schrijver bij het tekstdoel 'uitleggen'?
A
De lezer vermaken
B
Informatie geven, iets nieuws laten weten
C
Uitleg of instructie geven
D
De lezer overtuigen van een mening
Slide 5 - Quiz
Wat doet de schrijver bij het tekstdoel 'overtuigen'?
A
De lezer vermaken
B
De lezer zelf een mening laten vormen
C
De lezer aansporen om iets te doen
D
De lezer overtuigen van een mening
Slide 6 - Quiz
Wat doet de schrijver bij het tekstdoel 'activeren'?
A
De lezer vermaken
B
De lezer zelf een mening laten vormen
C
De lezer aansporen om iets te doen
D
De lezer overtuigen van een mening
Slide 7 - Quiz
In de inleiding probeert de schrijver de aandacht van de lezer te trekken. Hoe kan hij dat doen?
Slide 8 - Question ouverte
In het slot rondt de schrijver de tekst af. Hoe kan hij dat doen?
Slide 9 - Question ouverte
De hoofdgedachte van de tekst is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst.
A
Waar
B
Niet waar
