Schrijven 4 Toetsvoorbereiding

Stappenplan schrijven
Stap 1: Kies je onderwerp
Stap 2: Bepaal je doel en publiek
Stap 3: Verzamel informatie
Stap 4: Orden informatie
Stap 5: Schrijf en herschrijf je tekst
Stap 6: Zorg voor een passende lay out
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stappenplan schrijven
Stap 1: Kies je onderwerp
Stap 2: Bepaal je doel en publiek
Stap 3: Verzamel informatie
Stap 4: Orden informatie
Stap 5: Schrijf en herschrijf je tekst
Stap 6: Zorg voor een passende lay out

Slide 1 - Diapositive

Schrijven 4 toetsvoorbereiding
- Wat moet je leren?
- Waar staat het? In Magister!
- Wanneer heb je de toets? 
2C donderdag 18 maart
2D vrijdag 19 maart
2E donderdag 18 maart

Slide 2 - Diapositive

Wat is stap 1 van het stappenplan schrijven?
A
Bepaal je doel en je publiek
B
Orden informatie
C
Kies je onderwerp
D
Schrijf en herschrijf je tekst

Slide 3 - Quiz

Wat is de laatste stap van het stappenplan schrijven?
A
Schrijf en herschrijf je tekst
B
Zorg voor een passende lay out
C
Verzamel informatie
D
Bepaal je doel en je publiek

Slide 4 - Quiz

Tekstsoorten en tekstdoelen
Je moet de volgende tekstsoorten kennen:
- Informatieve tekst (nieuwsbericht, artikel)
- Amuserende tekst (stripverhaal, leesboek)
- Activerende tekst (reclames, advertenties)

Slide 5 - Diapositive

Wat voor soort tekst is een nieuwsbericht?
A
Informatieve tekst
B
Amuserende tekst
C
Activerende tekst

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort tekst is een reclame tekst?
A
Informerende tekst
B
Amuserende tekst
C
Activerende tekst

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort tekst is een stripverhaal?
A
Informerende tekst
B
Amuserende tekst
C
Activerende tekst

Slide 8 - Quiz

Tekstdoelen
Je moet de volgende tekstdoelen kennen:
- Informeren
- Amuseren
- Activeren

Slide 9 - Diapositive

Welk tekstdoel hoort
bij een informatieve
tekst?

Slide 10 - Carte mentale

Welk tekstdoel hoort
bij een amuserende
tekst?

Slide 11 - Carte mentale

Welk tekstdoel hoort
bij een activerende
tekst?

Slide 12 - Carte mentale

Publiek
Een tekst schrijf je altijd voor een publiek. Je moet weten voor welk publiek teksten geschreven zijn. 
Bijvoorbeeld: 
- voor jonge kinderen
- voor mensen die van dieren houden
- voor 65+ er die graag sporten
- voor jongeren

Slide 13 - Diapositive

Voor wie is een tekst over schildpadden bedoeld?
A
Mensen die van sporten houden
B
Mensen die graag gaan kamperen
C
Mensen die van huisdieren houden
D
Mensen die van zeedieren houden

Slide 14 - Quiz

Voor wie is een tekst over een bouwpakket van een kast van de IKEA bedoeld?
A
Mensen die van klussen houden
B
Mensen die een kast gekocht hebben bij de IKEA
C
Mensen die zelf graag een kast willen bouwen
D
Mensen die niet van klussen houden

Slide 15 - Quiz

Voor wie is een artikel in het blad 'Girlz' bedoeld?
A
Jongeren die graag over sport lezen
B
Jongens die geïnteresseerd zijn in meiden
C
Jongeren die graag over make-up willen lezen
D
Meiden die alles willen weten over beauty

Slide 16 - Quiz

Functies inleiding
- De aandacht trekken met een anekdote (grappig verhaaltje)
- Een vraag stellen
- Het onderwerp noemen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Wat is de functie van deze inleiding?
A
Het onderwerp noemen
B
De aandacht trekken met een anekdote
C
Een vraag stellen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Functies slot
- Een samenvatting geven
- Een antwoord geven op de vraag in de inleiding
- Een conclusie trekken

Slide 21 - Diapositive

Wat is de functie van deze inleiding?
A
Het onderwerp noemen
B
De aandacht trekken met een anekdote
C
Een vraag stellen

Slide 22 - Quiz

Functies titels en tussenkopje 
Functie titel:
- de lezer nieuwsgierig maken
- het (deel)onderwerp noemen
Functie tussenkopje:
- Het deelonderwerp noemen
- Pakkende woorden uit de volgende alinea gebruiken
- Een vraag stellen

Slide 23 - Diapositive

Deelonderwerpen
Elke tekst heeft een onderwerp. 
Daarnaast bestaat een tekst uit deelonderwerpen.
Bijvoorbeeld: 
Onderwerp: Roofvogels
Deelonderwerpen: Leefgebied, Bedreigde diersoort, Voedsel

Slide 24 - Diapositive

Maak een deelonderwerp van een vraag.
Voorbeeld: 
Onderwerp: Paardrijden
Vraag: Welke spieren gebruik je bij het paardrijden?
Deelonderwerp: Spiergebruik

Slide 25 - Diapositive

Onderwerp: Skiën
Vraag: Hoeveel skipistes bestaan er?
Deelonderwerp:

Slide 26 - Question ouverte

Onderwerp: Racefietsen
Vraag: Welk zadel is geschikt voor een racefiets?
Deelonderwerp:

Slide 27 - Question ouverte

Onderwerp: Schoenen
Vraag: Hoe weet je de juiste schoenmaat?
Deelonderwerp:

Slide 28 - Question ouverte

Kenmerken goede tekst
- Goede inhoud

- Goede spelling
- Goede opbouw
- Goede toon
- Goede zinnen
- Goede lay-out




Slide 29 - Diapositive