Wi 1 A2 TC 3.11 en 3.12 en restje 3.9

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

• Nog een paar spreekopdrachten van 3.9 
• 84 nakijken
• Verder met 3.11 en 3.12
• Maar eerst dit

Na ruim één jaar op DC

Wat zijn jullie plannen voor de toekomst?

Ga je voor het A2 examen?

Wil je door met B1?

Vind je de lessen zo oké, of zou je liever sneller gaan enz. 

Bedenk wel dat je dan ook meer thuis zult moeten doen!

Ik heb een lijstje om in te vullen...

Hij zegt dat 

Hij vraagt of

• organiseren          
• plannen                  
• ik organiseer        
• jij organiseert       
  

• het uitje               
• het groepsuitje
• het dagje uit      

• het voorstel               
• de voorstellen          
• ik heb een voorstel

• de leerling 

• de leerlingen

• varen               
• ik vaar              
• jij vaart            

• de mening             
• je mening geven 
• ik vind dat ...          

• afspreken        
• afgesproken! 
• zullen we afspreken ..

• saai                        

• bedenken        
• ik bedenk         
• jij bedenkt       

• het thema         
• het thema van het feest
• het thema van mijn spreekbeurt

• de oorlog                 
• WW II = 2e wereld-oorlog

• de groep       
• de groepen  

• het plan                

Hoe praat je over meningen?

Wat vind jij?

Wat is jouw mening?

Ik vind dat  ook./ Ik vind dat niet.

Ik vind dat een goed idee./ Ik vind dat geen goed idee.

Leuk / Niet leuk / Saai / Interessant / Spannend / Gezellig

Doe nu opdr 86 in tweetallen

Wat vind jij?

3.11 Een nieuwsbrief

92 Bespreek samen

93 Lees de tekst

Blauwe woorden bespreken

94 Lees de tekst nog een keer en kies het  antwoord 

opdrachten:

95 t/m 98 zelf

99 Wat hoor je?

100 en 101 zelf

102 Wat schrijf je in je agenda?

3.12 Foto - foto's, baby - baby's

1 is enkelvoud, 2 of meer is meervoud

meervoud maak je vaak met -en

soms met een s

            bij woorden van 2 of meer                          lettergrepen die eindigen op e, -el, -en, -er

jongens                komkommers

Na één a, i, o, u, of y schrijf je 's in het meervoud:

één collega     -    vier collega's

één taxi             -    twee taxi's

één auto           -    veel auto's

één paraplu    -    twee paraplu's

één baby          -    drie baby's

!!! Ook na een afkorting schrijf je 's in het meervoud:

één WC - twee WC 's, één TV - twee TV's

!!! Na twee of meer klinkers schrijf je geen 's maar s:

één cadeau - twee cadeaus

Maken:

104

105

106 Wat hoor je?

Spreekopdrachten

Hoe praat je over meningen?

Wat vind jij?

Wat is jouw mening?

Ik vind dat  ook./ Ik vind dat niet.

Ik vind dat een goed idee./ Ik vind dat geen goed idee.

Leuk / Niet leuk / Saai / Interessant / Spannend / Gezellig

groepsopdracht: organiseer een dagje uit in groepjes van 4 cursisten.

1. Lees allemaal 1 tekst van het werkblad 
2.  Beantwoord de vragen over jouw onderwerp.
3. Vertel aan je groepje over het uitje en vraag hun mening
4. Kies samen één voorstel en beantwoord deze vragen:              - Hoe gaan we ernaar toe?  - Hoe laat vertrekken we?                  - Waar spreken we af?           - Wat moeten we meenemen?
5. Vertel jullie voorstel aan de klas.

        Zandvoort                           Madurodam

Beekse Bergen

Haarlem