Vrijdag

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar is Wally?

Slide 2 - Question ouverte

Check in: Hoe zit je erbij vandaag? Hoe voel je je?

Slide 3 - Question ouverte

wat is de reden dat het werk van gisteren niet gemaakt is?

Slide 4 - Question ouverte



Rekenen

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel inwoners had NL in 1880?

Slide 6 - Question ouverte

Hoeveel inwoners had NL in 2000?

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel bewoners zijn er tussen 1880 en 1960 bijgekomen?
A
6,5 miljoen
B
7 miljoen
C
8 miljoen
D
9 miljoen

Slide 8 - Quiz

Welk percentage hoort bij 2 van de 5?

Slide 9 - Question ouverte

Welk percentage hoort bij 3 van de 4?

Slide 10 - Question ouverte

Hoeveel procent is 6 van de 20?

Slide 11 - Question ouverte

Taal

Slide 12 - Diapositive

Wat ben je als je veel souplesse hebt?
A
aantrekkelijk
B
dun
C
lenig
D
slim

Slide 13 - Quiz

Wat betekent ergens je hand niet voor omdraaien?
A
iets bijna onmogelijks doen
B
iets doen waarbij goed geoefend moet worden
C
iets heel goed doen
D
iets heel gemakkelijk doen

Slide 14 - Quiz

Wat betekent verguizen?
A
iets vies vinden
B
heel erg bewonderen
C
dat je fan bent
D
sterk afkeuren

Slide 15 - Quiz

wederkerend voornaamwoord
me, je, zich, ons, jullie

Slide 16 - Diapositive

Janice verbeeldt ... een filmster te zijn.
A
zich
B
me
C
je
D
ons

Slide 17 - Quiz

Ze interesseert ... voor een toneelcursus.
A
jullie
B
ons
C
zich
D
je

Slide 18 - Quiz

Je beweegt ... als een kuikentje in het ei.
A
zich
B
je
C
ons
D
me

Slide 19 - Quiz

Of jullie verwonderen ... over het gewicht van een ballon.
A
zich
B
me
C
ons
D
je

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Welke is fout geschreven?
A
materiaal
B
territoriaal
C
punctueel
D
memorieel

Slide 22 - Quiz

niet mermorieel, maar...

Slide 23 - Question ouverte

Welke is fout geschreven?
A
financieel
B
contractieel
C
principieel
D
potentieel

Slide 24 - Quiz

niet contractieel, maar...

Slide 25 - Question ouverte

maak het woord af (schrijf het hele woord op!) punct...

Slide 26 - Question ouverte

maak het woord af (schrijf het hele woord op) fil...

Slide 27 - Question ouverte

maak het woord af (schrijf het hele woord op) offic....

Slide 28 - Question ouverte

Tekst
iaal
ieel
ueel
famil..
notar...
essent...
bacter...
contract..
individ...
tekst...
dictator....

Slide 29 - Question de remorquage

verleden tijd klinkt als infinitief
Wij zitten de hele dag te praten.
Vroeger praatten wij de hele dag.

Slide 30 - Diapositive

Hij wilde wedden dat het waar was.
Vorig jaar ... hij dat het waar was.

Slide 31 - Question ouverte

We mogen feesten zolang als we willen.
Vorige week .... we zolang als we wilden.
A
feesten
B
feestte
C
feestten
D
feeste

Slide 32 - Quiz

De ministers gingen zich beraden over dat punt. Gisteren ... de ministers zich over dat punt.
A
berraadden
B
beraadden
C
beraden
D
beraadde

Slide 33 - Quiz

welke verhouding hoort bij 4 op de 12?
A
2 op de 5
B
1 op de 3
C
5 op de 6
D
2 op de 8

Slide 34 - Quiz

Check- out: Hoe verlaat je deze les?

Slide 35 - Question ouverte