eindquiz Markt en Overheid

Er is sprake van welvaartsverlies door het instellen van een maximumprijs of een minimumprijs
A
waar
B
niet waar
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 9 min

Éléments de cette leçon

Er is sprake van welvaartsverlies door het instellen van een maximumprijs of een minimumprijs
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Door samenwerking kan een gevangenendilemma worden voorkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke marktstructuren bieden homogene producten aan?
A
oligopolie; monopolistische concurrentie
B
volkomen concurrentie; monopolistische concurrentie
C
volkomen concurrentie; oligopolie
D
monopolie, volkomen concurrentie

Slide 3 - Quiz

Op de volgende twee marktvormen kunnen de producten heterogeen zijn:
A
volkomen concurrentie en oligopolie
B
volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie
C
monopolistische concurrentie en oligopolie
D
volkomen concurrentie en monopolie

Slide 4 - Quiz

Totale maximale winst bereken je door...
A
TO = TK
B
MO = MK
C
TO - TK
D
MO - MK

Slide 5 - Quiz

Juist of onjuist?
Een maximumprijs is hoger dan
de evenwichtsprijs
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

maximale omzet bereken je door:
A
MO= 0
B
MO = MK
C
TO = TK
D
Qa = Qv

Slide 7 - Quiz

winst bereken je door:
A
TO = TK
B
MO = MK
C
TO - TK
D
MO = 0

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een quasi-collectief goed?
A
Onderwijs
B
Defensie
C
Dijkbewaking
D
Rechtspraak

Slide 9 - Quiz

Wat zou een extern effect kunnen zijn bij de productie van mosselen?
A
Een lagere winst
B
Lagere verkoopcijfers door corona
C
Milieuvervuiling door de mosselvangst
D
Minder mosselen in de zee door mosselvangst

Slide 10 - Quiz


A
collectief goed
B
individueel goed
C
quasi collectief goed
D
quasi individueel goed

Slide 11 - Quiz

Door wie worden collectieve goederen geleverd?
A
bedrijven
B
particulieren
C
overheid
D
buitenland

Slide 12 - Quiz

Het geel gearceerde vlak is
A
welvaartsverlies
B
overheidssurplus
C
subsidiebedrag
D
producentensurplus

Slide 13 - Quiz

Maximale winst wordt behaald bij:
A
75 euro
B
50 euro
C
25 euro
D
0 euro

Slide 14 - Quiz

Dus, een elasticiteit van -3 betekent:
A
zeer elastisch, de consument reageert sterk
B
inelastisch, de consument reageert nauwelijks
C
elastisch, de consument reageert niet
D
inelastisch, de consument reageert niet

Slide 15 - Quiz

Wat zijn complementaire goederen?
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Wie betaalt de accijns
A
producent
B
producent en consument
C
consument
D
overheid

Slide 17 - Quiz